11-05-23 - Tiere - les 2 luistervaardigheid

1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Herzlich Willkommen!

Slide 2 - Tekstslide

Was machen wir heute?

  • Einleitung: neues Thema
  • Die Lernziele dieser Stunde
  • Vorkenntnisse besprechen
  • Selbständig arbeiten
  • Lernziele checken + Abschluss der Stunde

Slide 3 - Tekstslide

Afspraak inhaalopdrachten/toetsen

Lucas: PO "der-die-das"
Mark H: PO "der-die-das"
Sten: SO Lernliste Kapitel 2
Jalinde: toets Kapitel 3 (15-08-23)


Slide 4 - Tekstslide

Einleitung: neues Thema
Kapitel 4: Tiere
Lernziele (Leerdoelen):

  • Je kunt dieren beschrijven.
  • Je kunt over je huisdier of lievelingsdier
      vertellen.

Slide 5 - Tekstslide

Die Lernziele dieser Stunde
Lernziele (Leerdoelen):

  • Ik kan een fragment in het Duits over wolven begrijpen;
  • Ik heb de woordenschat die nodig is om het fragment te begrijpen;
  • Ik kan ongeveer 8 minuten geconcentreerd naar een filmpje kijken en luisteren;
  • Ik blijf doorluisteren, ook al begrijp ik een woord/meerdere woorden niet.

Slide 6 - Tekstslide

Eens of oneens?
Voor de wolf is in Nederland geen plek.
A
Eens
B
Oneens

Slide 7 - Quizvraag

Vorkenntnisse besprechen
Welche deutsche Wörter zum Thema kennt ihr schon?

Slide 8 - Tekstslide


A
die Wölfe
B
die Hünde
C
die Wolven

Slide 9 - Quizvraag

Je krijgt nu een sleepvraag...
In deze vraag gaat het om woorden, die in het filmfragment terugkomen.

Slide 10 - Tekstslide

Angst haben
leeftijd
ouders
bang zijn
eten geven
dagelijks
opgevoed
gevaarlijk
uitbreiden
roedel
Eltern
gefährlich
Rudel

gejagt 

ausbreiten
großgezogen 

täglich 

füttern 

Alter

opgejaagd

Slide 11 - Sleepvraag

Wir haben die Wölfe hier mit der Flasche  großgezogen = Wij hebben de wolven hier met de fles opgevoed.


Die Menschen sollen keine Angst für den Wolf haben. = De mensen moeten niet bang zijn voor de wolf.

Sind die Wölfe gefährlich? = Zijn de wolven gevaarlijk?

Früher wurden die Wölfe gejagt. = Vroeger werden de wolven opgejaagd.

Die Wölfe leben in einem Rudel. = De wolven leven in een roedel.

ausbreiten - Der Wolf breitet sich wieder in Deutschland aus.

Slide 12 - Tekstslide


Man soll die Wölfe in der freihen Wildbahn nicht füttern. = Men moet de wolven in het wild geen eten geven.

Der Wolf ist 5 Jahre alt. Das Alter ist also 5. De wolf is 5 jaar oud. De leeftijd is dus 5.






Die Wölfe bekommen täglich Futter.
De wolven krijgen dagelijks te eten.


Slide 13 - Tekstslide

Jetzt sehen wir uns den Fragment an!

We gaan nu kijken/luisteren naar het fragment.

Buch: Seite 102
Nach Frage 1: Pause
Dann keine Pause mehr

Slide 14 - Tekstslide

Die Lernziele dieser Stunde
Lernziele (Leerdoelen):

  • Ik kan een fragment in het Duits over wolven begrijpen;
  • Ik heb de woordenschat die nodig is om het fragment te begrijpen;
  • Ik kan ongeveer 8 minuten geconcentreerd naar een filmpje kijken en luisteren;
  • Ik blijf doorluisteren, ook al begrijp ik een woord/meerdere woorden niet.

Slide 15 - Tekstslide

Instruktion
3 oder mehr Fehler? --> Zusammen noch mal üben
Anders: Aufgabe 2-3
Dann fertig? Lernen Lernliste A (D-N): Seite 132

Hausaufgaben
B Wortschatz: Aufgabe 4 t/ 8 Seite 104 t/m 106
Lernen: Lernliste A + B t/m "de slang" Seite 132

Slide 16 - Tekstslide

Die Lernziele checken
Lernziele (Leerdoelen):

  • Ik kan een fragment in het Duits over wolven begrijpen;
  • Ik heb de woordenschat die nodig is om het fragment te begrijpen;
  • Ik kan ongeveer 8 minuten geconcentreerd naar een filmpje kijken en luisteren;
  • Ik blijf doorluisteren, ook al begrijp ik een woord/meerdere woorden niet.

Slide 17 - Tekstslide

Ik kon het fragment over de wolven goed verstaan/begrijpen.
A
Eens
B
Beetje mee eens
C
Beetje mee oneens
D
Oneens

Slide 18 - Quizvraag

Ik kon mijn concentratie gedurende 8 minuten vasthouden.
A
Eens
B
Beetje mee eens
C
Beetje mee oneens
D
Oneens

Slide 19 - Quizvraag

Ik bleef doorluisteren, ook al begreep ik sommige woorden niet.
A
Eens
B
Beetje mee eens
C
Beetje mee oneens
D
Oneens

Slide 20 - Quizvraag