Hoofdstuk 6: Negatieve getallen (les 1)

Hoofdstuk 6: Negatieve getallen
Welkom
We gaan zo beginnen met de les. Je kunt alvast inloggen in de les. Ga naar www.lessonup.com.

Regels
  • Webcam uit
  • Microfoon uit
  • Vragen via de chat
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6: Negatieve getallen
Welkom
We gaan zo beginnen met de les. Je kunt alvast inloggen in de les. Ga naar www.lessonup.com.

Regels
  • Webcam uit
  • Microfoon uit
  • Vragen via de chat

Slide 1 - Tekstslide

Planning van vandaag
Programma:
  • Vandaag starten we met hoofdstuk 6. Dit hoofdstuk gaat over negatieve getallen.
  • Uitleg + vragen tussendoor

Weektaak :
  • Voorkennis hoofdstuk 6
  • Paragraaf 6.1



Slide 2 - Tekstslide

Decimale getallen
Kommagetallen worden ook wel decimale getallen genoemd. 

Een voorbeeld van een decimaal getal is het getal: 5,8. Je hebt hier één cijfer achter komma, dus één decimaal.

Het getal 7,56 heeft twee cijfers achter de komma. Dus dit getal heeft twee decimalen.

Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel decimalen heeft het getal:
8,451
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 4 - Quizvraag

Hoeveel decimalen heeft het getal:
128,33
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 5 - Quizvraag

Hoeveel decimalen heeft het getal:
10
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 6 - Quizvraag

Belangrijke tekens
In de wiskunde hebben we een aantal belangrijk tekens. Deze tekens kom je vaak tegen.

=  betekent gelijk aan 
>  betekent groter dan
<  betekent kleiner dan

Slide 7 - Tekstslide

Belangrijke tekens
=  betekent gelijk aan 
>  betekent groter dan
<  betekent kleiner dan

Voorbeeld 1
2 + 2 = 4
2 plus 2 is gelijk aan 4

Slide 8 - Tekstslide

Belangrijke tekens
=  betekent gelijk aan 
>  betekent groter dan
<  betekent kleiner dan

Voorbeeld 2
5 > 4
5 is groter dan 4

Slide 9 - Tekstslide

Belangrijke tekens
=  betekent gelijk aan 
>  betekent groter dan
<  betekent kleiner dan

Voorbeeld 3
1 < 3
1 is kleiner dan 3

Slide 10 - Tekstslide

Welk teken moet er op de stipjes komen?
2 ... 4
A
<
B
>
C
=
D
<>

Slide 11 - Quizvraag

Welk teken moet er op de stipjes komen?
8 ... 4
A
<
B
>
C
=
D
<>

Slide 12 - Quizvraag

Welk teken moet er op de stipjes komen?
2 x 5 ... 10
A
<
B
>
C
=
D
<>

Slide 13 - Quizvraag

Welk teken moet er op de stipjes komen?
3 x 6 ... 17
A
<
B
>
C
=
D
<>

Slide 14 - Quizvraag

Huiswerk (leerwerk)
Weektaak:
  • Voorkennis hoofdstuk 6
  • Paragraaf 6.1

Digitaal werken:
  1. Ga naar Magister
  2. Kies voor leermiddelen
  3. Kies Getal & Ruimte 12e editie (online)
  4. Klik op hoofdstuk 6

Slide 15 - Tekstslide

Als je geen vragen meer hebt, dan mag je de les verlaten! 

Slide 16 - Tekstslide