Periode 1 - 3Vb

Welkom!
3Vb

1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom!
3Vb

Slide 1 - Tekstslide

Wie ben ik?
- Mevrouw Hilbrink
- Docent levensbeschouwing en docent Nederlands
- Geboren en opgegroeid in Enschede, woon in Nijmegen
- Vriend, kitten en hobby's
- Raad mijn leeftijd
- Wat zijn jullie (gekke, bijzondere) hobby's?
- We gaan er een leuk en leerzaam jaar van maken!

Slide 2 - Tekstslide

Regels
- Bij binnenkomst leg je je telefoon in de telefoontas
- Te laat in de les? Briefje halen bij receptie en 8e uur melden
- Huiswerk niet af/spullen niet op orde? Meld dit aan mij aan het begin van de les
- Twee keer of vaker het huiswerk niet af/spullen niet op orde? Aantekening in VanVolta en melden in de studieruimte na jouw laatste lesuur
- Niet eten en drinken in het lokaal
- We luisteren naar elkaar
- We behandelen elkaar met respect
- Als er wat is, kom aub naar mij toe. Ik sta altijd open om te helpen!!!

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat hoop je te leren bij Nederlands dit jaar?

Slide 5 - Woordweb

Leerdoelen deze week
  1. Je kunt in zakelijke teksten de tekststructuur herkennen
  2. Je gebruikt verschillende woordraadstrategieën om moeilijke woorden te begrijpen
  3. Je kunt de functies van tekstdelen benoemen

Slide 6 - Tekstslide

Herhaling
- Onderwerp & hoofdgedachte van een tekst?
- Opbouw van een tekst?

Slide 7 - Tekstslide

Nu: 'Lezen' hoofdstuk 1
Tekststructuren

Met een tekststructuur bedoelen we de opbouw van een tekst. 
Er zijn zeven vaste tekststructuren!
Hoofdstuk 1 noemt de volgende:
  1. Argumentatiestructuur ('Jongeren coronavaccinatie geven is onzin')
  2. Verklaringsstructuur ('Waarom zijn er in Amerika relatief veel coronabesmettingen?')
  3. Aspectenstructuur ('Welke invloed heeft het coronavirus op de mentale gezondheid van jongeren?')
  4. Voor- en nadelenstructuur ('Wat zijn de voor- en nadelen van het vaccineren van kinderen?')

Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig werken
- Open je boek (online of analoog)
- Ga naar Hoofdstuk 1, Lezen
- Lees de theorie over vaste tekststructuren nog eens rustig door
- Maak opdracht 1 t/m 5 (=weektaak!)

Slide 9 - Tekstslide

21-09-2022
Waar hebben we
het gisteren over 
gehad?

Slide 10 - Tekstslide

Woordraadstrategieën 
- Het is een lang woord, maar als je het woord opsplitst wordt het misschien al duidelijker. ‘Woord’ ken je natuurlijk al. Raad ken je ook: dit woord komt van het hele werkwoord raden, oftewel gissen of inschatten wat de betekenis van het woord zou kunnen zijn. ‘Strategie’ betekent hoe je iets gaat doen. Dus: een woordraadstrategie is een manier waarop je kunt raden wat een woord betekent.

- Kan heel handig zijn bij leesvaardigheid!



Slide 11 - Tekstslide

Woordraadstrategieën 
Om de betekenis van een woord te achterhalen ga je op zoek naar:

  1. Een synoniem in de tekst
  2. Een beschrijving in de tekst
  3. Delen waaruit het woord bestaat die je al kent
  4. Een voorbeeld uit de tekst
  5. Tegengestelde woorden
  6. Een woordenboek

Slide 12 - Tekstslide

Opbouw van een tekst
Inleiding
Welke functies kan de inleiding van een tekst hebben?
1. Aandacht trekken
- Actuele gebeurtenis
- Voorgeschiedenis
- Voorbeeld
- Belang voor publiek
2. Onderwerp introduceren
- Vragen stellen
- Mening/standpunt formuleren
- Probleem schetsen

Middenstuk
- Hoofdgedachte uitwerken
- Per alinea of groepje een deelonderwerp uitwerken

Slot
- Laatste deel van de tekst is het slot.
- Doel van een slot: de tekst 'afronden'.
- Conclusie of een samenvatting, een aansporing of een toekomstverwachting.
- Slot bevat meestal de hoofdgedachte.
- 'Dus', 'Kortom', 'In de toekomst'...

Slide 13 - Tekstslide

Functies van deze inleidingen? En welk schrijfdoel?

Slide 14 - Tekstslide

Functies van dit slot?

Slide 15 - Tekstslide

Zelfstandig werken + samen bespreken


Werk verder aan weektaak (opdr. 1-5) IN STILTE!
Na 10 minuten: opdr. 3 klassikaal bespreken

Slide 16 - Tekstslide

27-09-2022
Luister

Slide 17 - Tekstslide

27-09-2022
Doelen van deze week:
- Ik kan in zakelijke teksten de tekststructuur herkennen.
- Ik kan verschillende woordraadstrategieën om moeilijke woorden te begrijpen gebruiken.
- Ik kan de functies van tekstdelen benoemen.

Slide 18 - Tekstslide

Nu: leestekst bespreken
- Vraag 6 t/m 11

Slide 19 - Tekstslide

Welke tekststructuren hebben we vorige week geleerd?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Welke tekststructuur herken je?
A
Argumentatiestructuur
B
Voor- en nadelenstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Aspectenstructuur

Slide 24 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het beste bij het volgende onderwerp?

Ontstaan van een regenboog

A
verschijnsel-en-verklaringstructuur
B
verschijnsel-en-besprekingstructuur
C
voordelen en nadelenstructuur

Slide 25 - Quizvraag

Welke tekststructuur past het best bij een tekst over de toename van het aantal verkeersongelukken?
A
voordelen-en nadelenstructuur
B
bewering-en-argumentatiestructuur
C
verschijnsel-en-verklaringstructuur
D
probleem-oplossingsstructuur

Slide 26 - Quizvraag

Hoeveel vaste tekststructuren zijn er?
A
7
B
5
C
9
D
8

Slide 27 - Quizvraag

Welke tekststructuur heeft een betoog?
A
voor- en nadelenstructuur
B
argumentatiestructuur
C
verleden-heden-(toekomst)structuur
D
verklaringsstructuur

Slide 28 - Quizvraag

Welke tekststructuur herken je?
A
Argumentatiestructuur
B
Aspectenstructuur
C
Vraag-antwoordstructuur
D
Voor- en nadelenstructuur

Slide 29 - Quizvraag

Welke tekststructuur herken je?
A
Aspectenstructuur
B
Vraag-antwoordstructuur
C
Argumentatiestructuur
D
Voor- en nadelenstructuur

Slide 30 - Quizvraag

In welke tekststructuur wordt er geen standpunt gegeven in de inleiding?
A
Argumentatiestructuur
B
Probleem-oplossingsstructuur
C
Voor- en nadelenstructuur

Slide 31 - Quizvraag

Bij welke tekststructuren worden in het middenstuk oorzaken behandeld?
A
Probleem-oplossingsstructuur en vraag-antwoordstructuur
B
Verklaringsstructuur en Aspectenstructuur
C
Verklaringsstructuur en Probleem-oplossingsstructuur
D
Aspectenstructuur en Argumentatiestructuur

Slide 32 - Quizvraag

Welke tekststructuur belicht verschillende kanten van het onderwerp?
A
Verklaringsstructuur
B
Probleem/oplossingsstructuur
C
Aspectenstructuur
D
Vraag/antwoordstructuur

Slide 33 - Quizvraag

Aan de slag met de weektaak!
10 min. in stilte, daarna overleg

Slide 34 - Tekstslide

Week 41
'Lezen' H3: argumentatie

Slide 35 - Tekstslide

Argumentatie
  • Overtuigende tekst: een tekst waarin de schrijver zijn standpunt naar voren laat komen en de lezer wil overtuigen door middel van argumenten
  • 2 soorten argumenten: feitelijk en waarderend
  • Argumentatiestructuur: het standpunt en alle argumenten samen
  • Enkelvoudige argumentatie = één argument
  • Nevenschikkende argumentatie = meerdere argumenten
  • Je hebt ook nog onderschikkende argumentatie: wanneer de schrijver een argument met een ander argument ondersteunt

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeeld: feitelijk vs. waarderend
  1. Feitelijk argument: De nieuwste iPhone kun je het beste bij de Mediamarkt kopen, want daar is hij het goedkoopst.
  2. Waarderend argument: Ik ga het liefst iedere dag paardrijden, want paarden zijn de mooiste dieren.

Slide 37 - Tekstslide

Voorbeeld: enkelvoudige argumentatie

Slide 38 - Tekstslide

Voorbeeld: nevenschikkende argumentatie

Slide 39 - Tekstslide

Voorbeeld: onderschikkende argumentatie

Slide 40 - Tekstslide

Blokjesschema
Standpunt en argumenten kunnen we in een blokjesschema weergeven:
Welk soort argumentatie is dit? 


Slide 41 - Tekstslide

week 42, lezen H4
tegenargumenten en weerleggingen

Slide 42 - Tekstslide

Tegenargumenten
Met een tegenargument ontkracht je een standpunt, je maakt dat standpunt minder aanvaardbaar

Voorbeeld: 
De kans is groot dat ze je na je overlijden als orgaandonor zullen gebruiken (standpunt); ze zitten immers te springen om donororganen (argument).
Slechts één op de vijfduizend overledenen wordt gebruikt als orgaandonor (tegenargument). 

Slide 43 - Tekstslide

Weerleggingen
In een weerlegging toon je aan dat de argumenten van de tegenstanders niet kloppen.

Voorbeelden: 
1. Het is fijn dat de aarde opwarmt (standpunt), want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (weerlegging).
2. Amsterdam is de mooiste stad van Nederland (standpunt). Dat komt door de grachten (argument). Het is daardoor wel druk met toeristen (tegenargument). Dit levert echter wel geld op voor de ondernemers aan die grachten (weerlegging).


Slide 44 - Tekstslide

Tegenargumenten en weerleggingen
Soms kan een schrijver er ook voor kiezen zelf een tegenargument in zijn tekst te zetten, om vervolgens dit tegenargument te weerleggen.
Waarom zou hij dit doen?

Slide 45 - Tekstslide

Benoem standpunt, argument, tegenargument en weerlegging
Ik vind dat de gemeente een goede manier van afvalscheiding heeft ingevoerd. Afgelopen jaar is daardoor maar liefst 61% meer afval op milieuvriendelijke wijze verwerkt.  Daar staat tegenover dat het afvalscheidingssysteem te ingewikkeld is geworden met voor ieder huishouden een groente-, fruit- en tuinafvalcontainer met een groene deksel, een papiercontainer met een blauwe deksel, een plasticcontainer met een oranje deksel, en een textiel-, een glas- en een restafvalcontainer in de buurt. Uit onderzoeken in andere gemeenten in Brabant die met dit systeem werken, blijkt echter dat burgers heel snel wennen aan deze nieuwe manier van afvalscheiding.

Slide 46 - Tekstslide

Aan het werk!
10 minuutjes in stilte, daarna fluisterend samenwerken
Maak opdracht 8 van hoofdstuk 3
Maak startopdracht, opdracht 1 en opdracht 2 van hoofdstuk 4
Af? Oefen met de leestekst die vorige week op Magister stond

Slide 47 - Tekstslide