1 De wereld: een mozaïek van regio's (paragraaf 1 en 2)

1 De wereld: een mozaïek van regio's
1 / 48
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

1 De wereld: een mozaïek van regio's

Slide 1 - Tekstslide

H1 De wereld: een mozaïek van regio's 
In het eerste hoofdstuk staat de volgende vraag centraal: Wat zijn de belangrijkste sociaalgeografische indelingskenmerken van en processen in de de macroregio's. 

We maken dus eigenlijk in dit eerste hoofdstuk een reis langs verschillende delen van de wereld en kijken hoe het geografische beeld van deze regio's overeenkomsten en verschillen hebben op het gebied van globalisering. 

Voordat we naar de verschillende regio's kijken leer je eerst met behulp van welke kenmerken je een indeling kunt maken in regio's. 

Slide 2 - Tekstslide

Hoofdvraag
Wat zijn de belangrijkste sociaalgeografische indelingskenmerken van en processen in macroregio's?

Slide 3 - Tekstslide

1.1 De wereld indelen

Slide 4 - Tekstslide

Deelvragen 
  1. Hoe kun je de wereld indelen op grond van onderlinge relaties en vervlechtingen van contacten?
  2. Welke politieke, culturele, economische en demografische kenmerken kun je gebruiken om cultuurgebieden af te bakenen?

Slide 5 - Tekstslide

Globalisering

Slide 6 - Woordweb

Globalisering
Het doorgaande proces van politieke, sociale en culturele samenhang tussen bedrijven, gebieden of landen over de hele wereld, waardoor landgrenzen vervagen.

Slide 7 - Tekstslide

Geografie kijkt naar ...
  1. Cultuur
  2. Poltiek
  3. Economie
  4. Demografie

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Score?

Slide 10 - Woordweb

De wereld indelen: cultuur
In paragraaf 1.1 wordt een indeling gemaakt van de wereld op verschillende kenmerken. Een eerste mogelijke indeling is te maken op basis van cultuur.   
Een veel gebruikte indeling is te zien op de atlaskaart rechts. De grenzen zijn in het echt natuurlijk niet heel scherp en er zijn vier brede overgangszones te zien. 

De bevolking van de cultuurgebieden is niet homogeen, maar delen wel een gezamenlijke geschiedenis, waarbij zich een identiteit ontwikkelde. 

Slide 11 - Tekstslide

De wereld indelen: cultuur
Taal en religie spelen een grote rol in de identiteit. Taal is een belangrijk communicatiemiddel. In de geglobaliseerde wereld speelt het Engels op monidaal niveau tegenwoordig de rol van lingua franca: de gemeenschappelijke taal waarin wordt gecommuniceerd. 

Regionaal zijn er ook andere talen die de rol van lingua franca hebben. In Latijns-Amerika het Spaans en in Zuidoost-Azië het Maleis. 

Slide 12 - Tekstslide

Cultuur

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Maak opdracht 2 en 3 op pagina 8 van je werkboek

Slide 14 - Tekstslide

Politiek

Slide 15 - Tekstslide

De wereld indelen: politiek
Een andere manier om de wereld in te delen is op basis van de spreiding van politieke macht. Ongeveer 40% van de wereldbevolking leeft in landen met weinig zeggenschap. Het democratisch gehalte  van een land wordt gemeten met de democratie-index (zie figuur 1.5 in het boek!).  

Hierin speelt in belangrijke mate mee hoe er wordt omgegaan met mensenrechten. 

Slide 16 - Tekstslide

De democratie-index is slechts een van de mogelijke indicatoren om democratie te meten. Zoek in de atlas nog twee andere kaarten om het democratisch gehalte te meten op mondiaal niveau.

Slide 17 - Open vraag

Economie
  • Cijfers soms niet betrouwbaar
  • Informele sector is er niet in opgenomen
  • Er wordt niet altijd rekening gehouden met koopkracht
  • Welvaartsverschillen in een land: regionale- en sociale ongelijkheid
bbp/inw
Bruto binnenlands product per inwoner. De waarde van alle goederen en diensten die in een land worden geproduceerd, gedeeld door het aantal inwoners van dat land.
brp/inw
De waarde van alle goederen en diensten die in een regio worden geproduceerd, gedeeld door het aantal inwoners van die regio.

Slide 18 - Tekstslide

De wereld indelen: economie
Bij het indelen van de wereld op economische kenmerken is het bruto binnenlands product per inwoner (bbp/inw) de meest gebruikt indicator. Dit is de waarde van alle goederen en diensten die in een land worden geproduceerd.  Als je bbp bekijkt voor een groter of kleiner gebied spreek je over het bruto regionaal product per inwoner (brp/inw). 

Eerder leerje al dat aan het gebruik van bbp/inw een aantal nadelen kleven:
  • de betrouwbaarheid is niet altijd even groot (in arme landen is vaak een grote informele sector)
  • Er wordt geen rekening gehouden met koopkracht
  • Er kan sprake zijn van regionale en sociale ongelijkheid 
Sociale ongelijkheid in de VS
In deze video wordt heel mooi duidelijk hoe de inkomensongelijkheid van de VS het bbp/inw kan vertekenen. 

Slide 19 - Tekstslide

De wereld indelen: economie
Het economisch ontwikkelingspeil kan ook worden afgeleid uit de samenstelling van de beroepsbevolking. Over het algemeen geldt dat naarmate een land ontwikkelt het aandeel in de landbouw afneemt!
Bij de secundaire en tertiaire sector is het veband ingewikkelder. 

Slide 20 - Tekstslide

Vergelijk 1.2 en 1.5 in het studieboek. Geef van onderstaande stelling aan of deze juist of onjuist is:
I. Saudi-Arabië is een dictatoriaal land, maar heeft gemiddeld sterke banden met andere landen.
II. Iran is een dictatoriaal land en heeft sterkere banden met andere landen dan Saudi-Arabië
A
Alleen I is juist
B
Alleen II is juist
C
Beiden zijn juist
D
Beiden zijn onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Hoe armer een land, hoe lager de verstedelijkingsgraad/urbanisatiegraad.


Hoe rijker een land, hoe hoger de verstedelijkingsgraad/urbanisatiegraad.

Slide 22 - Tekstslide

Urbanisatietempo

Slide 23 - Tekstslide

De wereld indelen: verstedelijking
De ruim 7,5 miljard wereldbewoners hebben een onregelmatige bevolkinsspreiding over de wereld. Vooral in rivierdalen en delta's is de bevolkingsdichtheid hoog, omdat ze aantrekkelijk zijn voor landbouw. 
Wereldwijd ligt de verstedelijkingsgraad boven de 50%. Over het algemeen zijn sterk verstedelijkte regio's het meeest welvarend in een gebied. Steden worden dan ook wel de motoren van de economie genoemd. 

Opvallend is dat vooral in arme en opkomende gebieden het verstedelijkingstempo hoog ligt. De stad heeft een grote aantrekkingskracht op plattelandsbewoners vanwege het uitzicht op opleiding en werk. 
Bevolkingsspreiding in beeld

Slide 24 - Tekstslide

Verstedelijkingsgraad
Hoog of laag in een ontwikkeld land?
  • Hoog
Wat betekent dit voor het verstedelijkingstempo?
  • Laag

Hoe armer een land, hoe lager de urbanisatiegraad
en hoe hoger het urbanisatietempo.

Slide 25 - Tekstslide

Sleep de kenmerken naar het juiste hoofdkenmerk/ de juiste dimensie 
Politiek
Cultuur
Economie
Demografie 
democratisch gehalte
democratisch gehalte
bbp/inw
brp/inw
koopkracht
regionale ongelijkheid
beroepsbevolking
bevolkings-spreiding
verstedelijkingsgraad

Slide 26 - Sleepvraag

1.2 Scheidslijnen in Europa

Slide 27 - Tekstslide

Deelvraag
3. Welke politieke, culturele, economische en demografische kenmerken zijn typerend voor Europa?

Slide 28 - Tekstslide

1.2 Scheidslijnen in Europa
De eerste macroregio die verder onder de loep wordt genomen is Europa.  Let op: In het boek en de Lessonup kom je zowel zaken tegen die specifiek voor Europa zijn, maar ook begrippen langskomen die toepasbaar zijn op andere gebieden!

Bij elke macroregio wordt gekeken naar politieke, culturele, economische en demografische kenmerken. 

Slide 29 - Tekstslide

Waar ligt de grens tussen Europa en Azië?

Slide 30 - Woordweb

1.2 Scheidslijnen in Europa
Europa heeft geen duidelijke grens met Azië. Er bestaan al eeuwenlang contacten tussen volkeren, wat onder andere blijkt uit de spreiding van Indo-Europese talen.  In figuur 1.11 zie je hoe de talen zich waarschijnijk over Europa hebben verspreid. Een dergelijke verspreiding noem je een proces van diffusie. 
Alleen het Hongaars en het Fins zijn niet verbonden met andere Europese talen. 

Op de volgende dia zie je hoe de verschillende talen aan elkaar verbonden zijn. Je ziet bijvoorbeeld dat het Fries meer verbonden is met het Engels dan het standaard Nederlands

Slide 31 - Tekstslide

Diffusie

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Link

Welke vorm van diffusie zal geen rol hebben gespeeld bij de diffusie van de talen in figuur 1.11 van het boek?
Afbeelding

Slide 34 - Open vraag

Opdracht
Maak opdracht 1 en 2 van paragraaf 2

Slide 35 - Tekstslide

1.2 Scheidslijnen in Europa: politiek
Europa is relatief klein met veel staten. De grenzen zijn in de loop van de geschiedenis regelmatig veranderd. Aan het einde van de 20e eeuw veranderden de geopolitieke machtsverhoudingen ingrijpend door het uiteenvallen van de Sovjetunie en Joegoslavië.  De meeste Midden- en Oost-Europese landen keerden zich af van Rusland en zochten aansluiting bij de Europese Unie. 

Door het uiteenvallen van grote landen in kleinere staten heeft er in Europa een proces van staatkundige verbrokkeling plaats gevonden. Tegelijkertijd zijn deze landen steeds meer met elkaar gaan samenwerken in de EU en is er door dit samenwerkingsverband ook een proces van blokvorming. 
Staatkundige verbrokkeling

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Link

Slide 38 - Link

5. Bekijk figuur 1.12.
Welke geopolitieke factor was verantwoordelijk voor de verbrokkeling van de Sovjetunie vanaf het begin van de jaren negentig van de 20e eeuw?

Slide 39 - Open vraag

5. Welke uitzondering is er op de staatkundige verbrokkeling in de jaren 90 van de vorige eeuw?

Slide 40 - Open vraag

Opdracht
Maak 3 t/m 5 van 1.2

Slide 41 - Tekstslide

1.2: Scheidslijnen in Europa: demografie
De demografische transitie begon in West-Europa al in het begin van de industriële ontwikkeling in de 19e eeuw. Uiteindelijk leidde het stijgende ontwikkelingspeil tot een geringe natuurlijke bevolkingsgroei. Enkele Oost_Europese landen hebben inmiddels de transitie ook voltooid en een klein sterfteoverschot. Zie figuur 1.16 voor een overzicht. 

De sociale bevolkingsgroei  is in Oost-Euopese landen negatief, door arbeidsmigratie naar West-Europa. 

Op de volgende dia's kun je de theorie van de demografische transitie nog een herhalen! Hier vind je ook een uitlegvideo

Slide 42 - Tekstslide



 Bevolkingskenmerken: Geboortecijfer
Het geboorte- en sterftecijfer geeft belangrijke informatie over de bevolkingsgroei. Het geboortecijfer is uit te rekenen door het aantal levendgeborenen te delen door het totaal aantal inwoners van een land en dat te vermenigvuldigen met 1000. 

Je krijgt daarmee een cijfer dat meestal
tussen de 10 en 50 ligt. Een hoog geboortecijfer
is een teken dat het land arm is. Anticonceptie is dan niet of nauwelijks beschikbaar. Mensen willen ook veel kinderen omdat er ten eerste een deel van de kinderen jong overlijdt (door een slechte gezondheidszorg) en omdat ze kinderen nodig hebben om later voor de ouders te zorgen. 

Een hoog geboortecijfer is rond de 45. Dit betekent dat er elk jaar 45 kinderen worden geboren per 1000 inwoners. Het geboortecijfer van een rijk land als Nederland is 11.
AantalmensenLevengeborenX1000

Slide 43 - Tekstslide



Bevolkingskenmerken: Sterftecijfer
Het sterftecijfer is uit te rekenen door het aantal sterfgevallen te delen door het totaal aantal inwoners van een land en dat te vermenigvuldigen met 1000. 

    Je krijgt daarmee een cijfer dat meestal
    tussen de 10 en 50 ligt. Een hoog sterftecijfer
    is een teken dat het land arm is. De gezondheidszorg is dan erg slecht en er is dan bijvoorbeeld een tekort aan ziekenhuizen en artsen. Vaak is er ook weinig kennis over hygiëne. 

    Een hoog sterftecijfer is rond de 45. Dit betekent dat er elk jaar 45 sterfgevallen zijn per 1000 inwoners. Dit gebeurt eigenlijk alleen nog in de allerarmste gebieden ter wereld. Het sterftecijfer van een rijk land als Nederland is 9.
    AantalmensenSterftegevallenX1000

    Slide 44 - Tekstslide



    Het Demografische Transitiemodel. 
    Je hebt al gemerkt dat het geboorte- en sterftecijfer sterk worden beïnvloedt door het welvaartsniveau van een land. Een stijgende welvaart leidt tot een dalend sterfte- en geboortecijfer. 
      In de grafiek worden 5 fases onderscheiden, elk met zijn eigen kenmerken. Op de X-as (horizontale lijn) wordt de tijd weergegeven: hoe meer naar rechts, hoe verder in de tijd. Op de Y-as (verticale lijn) staat de waarde van het geboorte- & sterftecijfer weergegeven. De gele lijn laat het geboortecijfer zien en de groene lijn het sterftecijfer. De blauwe lijn laat de totale bevolkingsomvang zien. Er is geen waarde gekoppeld aan de blauwe lijn, omdat die per land natuurlijk verschilt. Het is vooral belangrijk om in de gaten te krijgen wanneer de bevolking sterk groeit. 
      In de eerste fase van het demografische transitiemodel zijn zowel het geboorte- als het sterftecijfer erg hoog. Dit is het geval bij veel landen tijdens de middeleeuwen. Tegenwoordig kunnen we alleen nog de alleramste landen en indianenstammen die nauwelijks contact hebben met andere volken plaatsen in de eerste fase van het model.
      De omvang van de totale bevolking is redelijk klein.
      1
      In de 2e fase van het model maakt het land de eerste economische groei door. Door deze economische groei is er meer geld beschikbaar voor de gezondheidszorg en scholing. Zo is er meer kennis over hygiëne en zijn er meer ziekenhuizen en artsen beschikbaar. Hierdoor daalt het sterftecijfer. Let op: Het geboortecijfer blijft nog wel hoog! Omdat er een (groot) verschil ontstaat tussen het sterfte- en geboortecijfer groeit de bevolkingsomvang. Er komen namelijk veel mensen bij (hoog geboortecijfer), maar er overlijden weinig mensen (dalend sterftecijfer). Veel landen in de Periferie kunnen worden geplaatst in deze fase.
      2
      In de 3e fase van het model neemt de welvaart verder toe. Onder andere omdat het scholingsniveau hoger wordt, anticonceptie makkelijker beschikbaar wordt en steeds meer vrouwen werken daalt het geboortecijfer. Mensen krijgen vaak later (en dus minder) kinderen. De totale bevolkingsomvang neemt wel toe, maar als het geboortecijfer (ongeveer) gelijk wordt aan het sterftecijfer stopt de groei van de bevolking. Vooral landen in de Semi-Periferie bevinden zich in deze fase.
      3
      In de 4e fase kunnen vooral de rijke landen uit het centrum geplaatst worden. Er is veel medische kennis en mensen kiezen er voor om weinig (gemiddeld 2 a 3) kinderen te krijgen. Deze landen hebben een laag (rond de 10) sterfte- en geboortecijfer. De bevolking neemt dan ook nauwelijks toe. 
      4
      In de 5e en laatste fase van het model neemt de totale bevolkingsomvang af. Er zijn nog maar weinig landen die zich in deze fase van het model bevinden. Waarschijnlijk is Duitsland een van de weinige landen die zich in deze fase bevindt. Na de Tweede Wereldoorlog was er sprake van een Baby-Boom (er werden veel baby's geboren). Deze groep mensen wordt oud en begint te overlijden. Omdat deze groep zo groot is stijgt het sterftecijfer en het is mogelijk dat het sterftecijfer hoger ligt dan het geboortecijfer. Met andere woorden: Er vallen meer mensen af dan dat er bij komen. Hierdoor daalt de totale bevolkingsomvang. 
      5
      Het demografische transitiemodel vertelt ons dus hoe en waarom de bevolking groeit bij een stijgend welvaartsniveau.
      !

      Slide 45 - Tekstslide



      Bevolkingspiramide: diverse soorten
      De Piramide: Één van de vormen van een bevolkingspiramide is de piramide, die we zien in een land als Niger. Je ziet in de piramide dat de jongste leeftijdsgroepen erg groot zijn. Wel worden de opvolgende leeftijdsgroepen steeds kleiner. Dit betekent:
      1) Dat er veel kinderen worden geboren: Er zijn namelijk erg veel kinderen.
      2) Dat er veel kinderen jong overlijden: waardoor de oudere leeftijdsgroepen
      steeds kleiner worden en de kenmerkende piramide ontstaat. Deze bevolkingspiramide komt overeen met landen die in fase 1 of 2 van het demografisch transitiemodel zitten.
      Deze bevolkingspiramide is typerend voor erg arme
      landen. In arme landen is de gezondheidszorg erg 
      slecht, waardoor veel mensen jong overlijden, de 
      kindersterfte hoog is en er weinig ouderen zijn. Ook
      worden er veel kinderen geboren omdat er weinig
      voorbehoedsmiddelen beschikbaar zijn en omdat
      men veel kinderen wilt als "pensioen" voor later.

      Slide 46 - Tekstslide



      Bevolkingspiramide: diverse soorten
      De granaat: De kenmerken van deze diagram zijn grote groepen jongeren. In vergelijking met de piramide (zie vorige dia) zijn de oudere leeftijdsgroepen even groot. Dit wijst er op dat het sterftecijfer (onder kinderen) is gedaald. De gezondheidszorg is dan vaak verbeterd, wat wijst op economische ontwikkeling. Ook is de groep kinderen (0-4 jaar) niet meer zo groot. Dit wijst op betere toegankelijkheid van anticonceptiemiddelen, meer onderwijs (als het onderwijsniveau onder meisjes hoger is, krijgen ze minder en later kinderen) en een lagere 
      noodzaak aan kinderen om te zorgen voor de 
      ouders als ze ouders zijn (kinderen hoeven de 
      ouders dan niet meer financieel te ondersteun-
      en). Kortom; deze bevolkingspiramide hoort bij 
      enigszins ontwikkelde landen, zoals Turkije. De 
      granaat zie je terug in Fase 3 van het Demografische
      Transitiemodel.

      Slide 47 - Tekstslide



      Bevolkingspiramide: diverse soorten
      De Ui of Urn: In veel rijke landen heeft het diagram de vorm van een urn of ui. De smalle basis (jongste leeftijdsgroepen) is redelijk smal. Dit wijst op een laag geboortecijfer. Door de welvaart kiezen mensen er voor om steeds later kinderen te krijgen en zo krijgen ze weinig kinderen. De kindersterfte is erg laag, waardoor de oudere leeftijdsgroepen net zo breed zijn. De leeftijdsgroepen tussen de 
        40-70 jaar is erg groot. Dit is de groep baby-
        boomers: De kinderen die zijn geboren tijdens
        de geboortegolf na de Tweede Wereldoorlog. 

        In veel rijke landen in West-Europa is er sprake
        van een urn, zoals in Nederland. 
        Een belangrijk kenmerk van deze groep is dat 
        het aantal gepensioneerden sterk toeneemt, 
        wat de pensioenen onder druk zet.

        Slide 48 - Tekstslide