Hoofdstuk 3 les 1

Hoofdstuk 3 les 1

Lezen 

Theorie 

Een schrijver heeft altijd een bedoeling met zijn tekst. Je noemt de bedoeling van de schrijver het tekstdoel. 

De belangrijkste tekstdoelen zijn: 

- informeren;

- instrueren;

- overtuigen

Informeren 

Als de schrijver de lezer informatie geeft  over een bepaald onderwerp, noem je dat informeren. 

Voorbeeld:

- etiketten informeren je over de inhoud van een product 

- een poster informeert je over het schoolfeest. 

Welke teksten ken jij nog meer met het tekstdoel informeren.

instrueren 

Als de schrijver uitlegt hoe je iets moet doen, noem je dat instrueren 

voorbeeld: 

- een recept instrueert je hoe je een gerecht moet bereiden 

- een gebruiksaanwijzing bij een keukenmachine instrueert je hoe je hem moet gebruiken. 

Welke teksten ken jij nog meer met het tekstdoel instrueren.

overtuigen

Als de schrijver de lezer wil laten geloven dat zijn mening de juiste is, noem je dat overtuigen De schrijver wil met argumenten aantonen dat hij gelijk heeft. Een argument is de reden waarom je iets vindt. 

Voorbeeld:

- op de website van een restaurant schrijft een klant dat iedereen in het restaurant moet gaan eten omdat het daar zo lekker is. 

Welke teksten ken jij nog meer met het tekstdoel overtuigen.

Iemand laten geloven dat jouw mening de juiste is 

Iemand informatie geven over een onderwerp

Iemand uitleggen hoe je iets moet doen.

De bedoeling van de schrijver.

Tekstdoel

Instrueren

Overtuigen

Informeren

Tekst 1

Met een grote beker frisdrank plof je in de bioscoopstoel. Tegen de tijd dat de lichten weer aangaan, heb je een liter cola of sinas opgedronken. Dat is hartstikke ongezond. Een aantal Nederlandse bioscopen heeft besloten geen grote bekers frisdrank meer te verkopen. Op deze manier willen zij bijdragen aan een gezonde levensstijl van jongeren.