Verder met paragraaf 1.2.
Wat? --> Maken opdracht 1 t/m 4
Waar? --> Bladzijde 10 & 11 in het werkboek.
Wie? --> Samen met je buur
Hoe? --> Overleggen mag, op fluisterniveau
Klaar? --> Steek je vinger, controle -> herhalingsoefening/verdiepingsoefening 1.2.