Levensloop 6.6 t/m 6.10

Welkom
4 VWO ECONOMIE  ||  2023-2024
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
4 VWO ECONOMIE  ||  2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Herhaling
- Theorie
- Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

Waar staat de afkorting AOW voor en wie heeft er recht op?

Slide 3 - Open vraag

En op basis van welk stelsel wordt de AOW gefinancierd en leg uit wat dat betekent

Slide 4 - Open vraag

Op basis van welk stelsel worden pensioenen gefinancierd, leg uit!

Slide 5 - Open vraag

Pensioensopbouw

Slide 6 - Tekstslide

Omslagstelsel
De AOW (staatspensioen) werkt volgens het omslagstelsel.

De werkenden (actieven) van nu betalen premie voor de AOW uitkering aan de senioren (inactieven) van nu.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Slide 11 - Tekstslide

Ruilen tussen generaties 
Iedereen in Nederland heeft recht op een basispensioen. (AOW)
 
De AOW (Algemene Ouderdoms Wet) is een voorbeeld van een omslagstelsel, de mensen die betaalde arbeid verrichten betalen voor de mensen die met pensioen zijn. 
AOW krijgt iedere Nederlander vanaf een bepaalde leeftijd (2022: 66 jaar en 4 maanden)

Slide 12 - Tekstslide

Probleem vergrijzing
Een relatief kleine groep actieven (werkenden) moet de uitkering (AOW) voor de relatief grote groep 65/67+'ers betalen. De AOW leeftijd is vanwege de vergrijzing de laatste jaren opgehoogd (van 65 naar straks 67 jaar)

Slide 13 - Tekstslide

Verhoging AOW-leeftijd
Door de AOW-leeftijd te verhogen zijn er minder mensen die een AOW-uitkering krijgen (inactieven) en zijn er meer mensen die werken en betalen voor de AOW (actieven)

Slide 14 - Tekstslide

Solidariteit
De AOW is gebaseerd op het solidariteitsprincipe:
De werkenden betalen voor de niet werkenden. We zijn solidair met elkaar. Waar hebben we dat eerder gezien? Bij de basisverzekering van de zorgverzekering!

Slide 15 - Tekstslide

Waardevast of welvaartsvast
Een uitkering is waardevast of welvaartsvast. 

Waardevast --> Uitkeringen die aangepast worden aan de inflatie

Welvaartsvast --> Uitkeringen die de loonontwikkeling volgen 

Slide 16 - Tekstslide

Kapitaaldekkingsstelsel
Een pensioenfonds (bedrijfspensioen) werkt volgens het kapitaaldekkingsstelsel.

De werkenden van nu betalen premie voor hun eigen pensioenuitkering voor later.

Slide 17 - Tekstslide

Pensioen
  • kapitaaldekkingsstelsel: De uitkeringen worden gedaan van een kapitaal dat in de loop van de tijd is opgebouwd.
  • verplicht voor bijna alle werknemers
  • opgebouwd bij pensioenfonds 
  • pensioen is afhankelijk van economische situatie

Slide 18 - Tekstslide

Dekkingsgraad
De dekkingsgraad geeft aan of de pensioenfonds in staat is aan de toekomstige uitkeringsverplichtingen te voldoen. 

waarde huidig kapitaal / toekomstige verplichtingen x 100%.

Slide 19 - Tekstslide

Aanvullend pensioen:
  • Mensen sparen zelf geld voor later. Dit is dus een kapitaaldekkingsstelsel: pensioenstelsel waarbij de pensioenuitkeringen gefinancierd worden door opgebouwd kapitaal.  
  • ZZP-ers

Slide 20 - Tekstslide

Bij het omslagstelsel ...
A
betaalt iedereen voor zichzelf
B
zijn uitkeringen waardevast
C
zijn uitkeringen welvaartsvast
D
is er sprake van verplichte solidariteit

Slide 21 - Quizvraag

AOW-uitkeringen worden betaald met gebruik van het omslagstelsel
A
Onjuist; dan zou je zelf voor je AOW betalen
B
Juist; de AOW'ers hebben zelf de premies betaald
C
Juist; de werkenden betalen de premies voor de huidige AOW'ers
D
Onjuist; AOW is gebaseerd op het kapitaaldekkingsstelsel

Slide 22 - Quizvraag

Welvaartvaste uitkeringen groeien mee met:
A
De rente
B
De nominale lonen
C
De inflatie
D
De Cao lonen

Slide 23 - Quizvraag

Pensioen is gebaseerd op het omslagstelsel
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Stelling 1: Bij een kapitaaldekkingsstelsel is sprake van ruilen over de tijd
Stelling 2: Bij omslagstelsel is er geen sprake van ruilen over de tijd
A
Stelling 1: Juist Stelling 2: Juist
B
Stelling 1: onjuist Stelling 2: Juist
C
Stelling 1: Juist Stelling 2: onjuist
D
Stelling 1: onjuist Stelling 2: onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag 
Maken tot en met 6.11

Slide 26 - Tekstslide