B1A 8 april

Welkom! Pak je leesboek en ga lezen.
Afspraken:
  • Op je tafel ligt je (lees)boek, schrift, laptop, etui en agenda.
  • Je telefoon is uit en zit in je tas.
  • Je laptop is dicht en gaat pas open als de docent het vraagt.

Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie ben je stil.
  • Tijdens het werken overleg je zachtjes.
  • Je steekt je hand op voor vragen.

timer
8:00
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom! Pak je leesboek en ga lezen.
Afspraken:
  • Op je tafel ligt je (lees)boek, schrift, laptop, etui en agenda.
  • Je telefoon is uit en zit in je tas.
  • Je laptop is dicht en gaat pas open als de docent het vraagt.

Regels tijdens de les:
  • Tijdens de instructie ben je stil.
  • Tijdens het werken overleg je zachtjes.
  • Je steekt je hand op voor vragen.

timer
8:00

Slide 1 - Tekstslide

Programma
1. Starten met lezen
2. Kort herhalen lesstof paragraaf 4.8
4. Aan de slag met opdracht 5/6/7, paragraaf 4.8
5. Nabespreken opdrachten
6. Afsluiten van de les

Slide 2 - Tekstslide

Wie weet de regel hoe je een zwak werkwoord in de verleden tijd zet?

Slide 3 - Tekstslide

Antwoord:
Na de ik-vorm komt de uitgang -te of -de in het enkelvoud (en
-ten of -den in het meervoud).

Uitgang -te(n) als de stam (= het hele werkwoord zonder -en) eindigt op een medeklinker: ’T KoFSCHiP X.

Alle andere zwakke werkwoorden krijgen in de verleden tijd:-de(n).


Slide 4 - Tekstslide

Voorbeeld zwak werkwoord met -te 
Infinitief/hele werkwoord: werken
Stam: werk. de K staat in het 'T KoFSCHiP X
ik-vorm tegenwoordige tijd: ik werk
ik-vorm verleden tijd  + -te: ik werkte

Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld zwak werkwoord met -de
Infinitief/hele werkwoord: blozen
Stam: blooz. De Z staat niet in het 'T KoFSCHiP X
ik-vorm tegenwoordige tijd: ik bloos
ik-vorm verleden tijd  + -de: ik bloosde

Slide 6 - Tekstslide

Wat is ook alweer het verschil tussen een zwak en sterk werkwoord?

Slide 7 - Tekstslide

Antwoord:
Zwak werkwoord (regelmatig werkwoord) De klank verandert niet in de verleden tijd.  
Bijv. lachen, lachte, gelachen of werken, werkte, gewerkt.
  

Bij sterke werkwoorden (onregelmatige werkwoorden) verandert de klinker in de verleden tijd. Klinkers zijn: A, E, O, U, I.
Bijv. Ik loop. Een o(o) is een klinker. Verleden tijd: ik liep. Voltooid deelwoord: gelopen.

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag:
Paragraaf 4.8: opdracht 5/6/7

Je mag in duo's werken, op fluistertoon!

Slide 9 - Tekstslide

Huiswerk
Afmaken opdracht 5/6/7, paragraaf 4.8

Slide 10 - Tekstslide

Hoe schrijf je:

Slide 11 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 12 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 13 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 14 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 15 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 16 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 17 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 18 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 19 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 20 - Woordweb

Hoe schrijf je:

Slide 21 - Woordweb