§ 4.2 Elektrische energie verkorte versie

Kennen en Kunnen
  • Wat is elektrische energie?
  • Hoe bereken je de elektrische energie?
  • Wat is de capaciteit?
  • Hoe bereken je de capaciteit
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Kennen en Kunnen
  • Wat is elektrische energie?
  • Hoe bereken je de elektrische energie?
  • Wat is de capaciteit?
  • Hoe bereken je de capaciteit

Slide 1 - Tekstslide

Wat moet je kennen en Kunnen
  • Het vermogen is de energie die per seconde geleverd wordt. Het vermogen heeft het symbool  P en de eenheid Watt (W).
  • Je moet kunnen omrekenen van Watt naar kiloWatt.
  • Je moet het vermogen kunnen berekenen met de formule P = U x I.
  • Berekenen is in vier stappen!

Slide 2 - Tekstslide

De elektrische energie

De elektrische energie is de totale energie die gebruikt wordt in een bepaalde tijd. De elektrische energie geef je aan met de hoofdletter E (van Energie) eventueel gevolgd door kleine letters el.

De eenheid van Energie is Joule (J)

Je hebt geleerd dat het vermogen de totale energie is in één seconde.

Ga je de energie berekenen moet je de tijd omrekenen naar seconde.

De energie bereken je met de formule E = P x t.

Slide 3 - Tekstslide

De elektrische energie

Bij huishoudelijke apparaten die vaak voor een langere tijd gebruikt worden is de Joule een onhandige eenheid. Je krijgt te grote getallen.

Daarom gebruiken we de kiloWattuur (kWh).

De formule is hetzelfde E = P x t.

De P (vermogen) moet nu in kiloWatt (dus omrekenen).

de t (tijd) moet nu in uur.

(Let op de eenheden die bij elkaar horen!)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het symbool voor (elektrische)energie
A
E
B
P
C
C
D
U

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het symbool voor (elektrisch)vermogen
A
U
B
I
C
P
D
R

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het symbool voor (elektrische)stroom(sterkte)
A
U
B
I
C
P
D
R

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de eenheid van energie in het algemeen
A
Joule
B
Ampère
C
Watt
D
Ohm

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de eenheid van (elektrische) vermogen
A
Volt
B
Ampère
C
Watt
D
Ohm

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de eenheid van elektrische energie in de huissituatie
A
J
B
230 V
C
kWh
D
Wh

Slide 10 - Quizvraag

Bereken de elektrische energie van een apparaat die 5 W gebruikt en 30 minuten aan staat
A
150 J
B
2,5 kWh
C
54 000 J
D
9000 J

Slide 11 - Quizvraag

Bereken de elektrische energie van een lamp die 50 W heeft en 1095 uur brandt per jaar.
A
54750 kWh
B
54,75 kWh
C
54750 J
D
54,75 J

Slide 12 - Quizvraag

Bereken het vermogen in kiloWatt als het vermogen 250 W is.
A
250 000 kW
B
0,250 kW
C
2,5 kW
D
25 kW

Slide 13 - Quizvraag

Bereken hoeveel seconde zitten er in 6 uur
A
360
B
21600
C
600
D
6000

Slide 14 - Quizvraag

Capaciteit

De capaciteit is de hoeveelheid stroom die in een batterij zit opgeslagen.

De capaciteit wordt weergegeven in mAh (milli Ampère per uur) dus hoeveel mili Ampère kan de batterij leveren als hij in een  uur leegloopt.



Slide 15 - Tekstslide

Capaciteit

Voorbeeld:

Een Batterij heeft een capaciteit van 3000 mAh.

Een lampje gebruikt 150 mA.

Het lampje heeft na 1 uur 150 mAh gebruikt (nog 2850 mAh over)

Het lampje heeft na 5 uur (150 x 5) 750 mAh gebruikt (nog 2250 mAh over)

Na 3000 : 150 = 20 uur is de batterij leeg!


Formule C = I x t (capaciteit = stroomsterkte x tijd)


Slide 16 - Tekstslide

Bereken de stroomsterkte in milli Ampère als de stroomsterkte 0,15 A is.
A
1,5 mA
B
15 mA
C
150 mA
D
1500 mA

Slide 17 - Quizvraag

Welke formule gebruik je om het vermogen uit te rekenen?

Slide 18 - Woordweb

Welke formule gebruik je om de energie uit te rekenen?

Slide 19 - Woordweb

Welke formule gebruik je om de capaciteit uit te rekenen?

Slide 20 - Woordweb

Aan de slag

Lees § 4.2 en maak de vragen van § 4.2 in 4-tallen



timer
10:00

Slide 21 - Tekstslide

Leg elkaar de vragen uit
1 persoon legt zijn vraag uit aan de rest van zijn groepje.
Rest neemt de, eventueel aangepaste, antwoorden over.
timer
5:00

Slide 22 - Tekstslide

Korte uitleg § 4.3

Lees en maak § 4.3


Huiswerk: lezen en maken § 4.2 en § 4.3

Slide 23 - Tekstslide