In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Thema 2 Voortplanting
Slide 1 - Tekstslide
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
Primair = het is er al bij de geboorte, zoals?
Secundair = het ontstaat in de puberteit, zoals?
Slide 2 - Tekstslide
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
Slide 3 - Tekstslide
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
Slide 4 - Tekstslide
De man
zaadblaasje
voegt vocht toe aan zaadcellen waardoor deze beweeglijk worden
Prostaat
voegt vocht toe aan zaadcellen waardoor deze beweeglijk worden
zaadleider
vervoert zaadcellen
bijbal
opslag van zaadcellen
zaadbal
Ook wel lteelbal of testes
Hier worden zaadcellen geproduceerd
eikel
Meest gevoelige deel van de penis
zwellichaam
Hier wordt bloed in gepompt waardoor de penis in erectie komt
urinebuis
Vervoeren van sperma (zaadcellen + zaadvocht)
De urinebuis vervoert ook urine
Slide 5 - Tekstslide
Het voortplantingsstelsel van de vrouw
Slide 6 - Tekstslide
Voortplantingsstelsel van de vrouw. De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik
Voortplantingsstelsel van de vrouw.
De meeste voortplantingsorganen liggen in de onderbuik.
Slide 7 - Tekstslide
In welk deel vindt de bevruchting plaats
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 8 - Quizvraag
Welk deel van het vrouwelijk voortplantingsstelsel kan prikkels opvangen die leiden tot een orgasme?
A
Grote schaamlippen
B
Vagina
C
Baarmoeder
D
Clitoris
Slide 9 - Quizvraag
Baarmoeder
Eicel
Vagina
Eileider
Eierstok
Baarmoederwand
Slide 10 - Sleepvraag
ovulatie/eisprong
Slide 11 - Tekstslide
De tekeningen in afbeelding hiernaast geven een deel van een eierstok weer op verschillende tijdstippen. Welke tekening geeft de ovulatie weer?
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 12 - Quizvraag
bevruchting
Bevruchting
Slide 13 - Tekstslide
Bij de mens is een eicel groter dan een zaadcel. Waarmee hangt dit samen?
A
De eicel kan zelf niet bewegen.
B
De eicel bevat meer reservevoedsel dan de zaadcel.
C
De eicel heeft extra ruimte om de zaadcel op te nemen.
D
De eicel bevat een dubbele kern.
Slide 14 - Quizvraag
bevruchting
Bevruchting en innesteling
Je kunt het verhaal vanaf de eisprong t/m de innesteling vertellen
Slide 15 - Tekstslide
Hormonen
Slide 16 - Tekstslide
Hormonen - bouw en functie
Hormonen zijn: -Eiwitten -Regelstofjes
-Zorgen voor ontwikkeling -Werken alleen op doelwitcellen -> -Sleutel/slot
Slide 17 - Tekstslide
Van hypofyse naar puberteit
Hypofyse: Hormoonklier Hypofyse wordt actief Meisjes: 11 Jongens: 13
Slide 18 - Tekstslide
Hormonen zorgen voor al die veranderingen in de puberteit. Belangrijke hormoonklieren die met de puberteit te maken hebben zijn de hypofyse, de teelballen en de eierstokken.
Primaire geslachtskenmerken
vrouw
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Menstruatiecyclus
Slide 22 - Tekstslide
Menstruatiecyclus
Slide 23 - Tekstslide
Wat gebeurt er tijdens dag 1 t/m 5
A
Ovulatie
B
Innesteling
C
Menstruatie
D
Bevalling
Slide 24 - Quizvraag
In afbeelding hiernaast zie je een grafiek met de groei van het slijmvlies van de baarmoederwand van een vrouw.
Op welke dagen is deze vrouw vruchtbaar
A
dag 4-7
B
dag 7-11
C
dag 12-16
D
dag 17-21
Slide 25 - Quizvraag
Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken
Slide 26 - Quizvraag
Voorbehoedsmiddelen
Slide 27 - Tekstslide
Betrouwbaar
Onbetrouwbaar
Condoom
Periodieke onthouding
Coïtus Interruptus
Pil
Spiraaltje
Slide 28 - Sleepvraag
Betrouwbare voorbehoedsmiddelen
Slide 29 - Tekstslide
Morning-afterpil
A
Pil die grote hoeveelheden hormonen bevat.
B
Deze kan tot drie dagen na de geslachtsgemeenschap worden ingenomen