Thema 6 Ecologie

Thema 6 Ecologie
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Thema 6 Ecologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 1: Eten en gegeten worden 
-Je kunt beschrijven dat bij fotosynthese energierijke stoffen worden gevormd uit energiearme stoffen en hoe bij verbranding die energie weer vrijkomt
-Je kunt de voedselrelaties tussen organismen beschrijven 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Voedselketen 
-Maakt zichtbaar wie wie eet 
-Let op dat je de pijlen de goede kant op tekent! 
-Een voedselketen begint altijd met een plant of een bacterie met bladgroenkorrels 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voedselweb 
-In het echte leven zijn er meerdere voedselketens door elkaar
-Deze geef je weer in voedselweb 
-Let op pijlen! 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 6 - Video

Wat is fotosynthese?
Stofwisseling
-Fotosynthese en verbranding zijn twee processen die samenwerken
-Bij fotosynthese worden energiearme stoffen omgezet in energierijke stoffen 
-Van glucose en mineralen maken planten koolhydraten, eiwitten en vetten 
-Vetten en koolhydraten kunnen worden verbrand om energie te krijgen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Producenten en consumenten
-Organismen met bladgroenkorrels kunnen energierijke stoffen maken. Je noemt hen producenten. 
-Dieren kunnen niet zelf energierijke stoffen produceren. Zij eten daarom planten of dieren. Dit zijn consumenten. 

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende consumenten
-Planteneters: eten planten (1e orde) 
-Alleseters: eten planten en dieren (1e orde) 
-Vleeseters: eten dieren (2e orde) 


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afvaleters en reducenten 
-Afvaleters zijn kleine beestjes die dood materiaal opeten en daardoor verkleinen
-Reducenten zijn bacteriën en schimmels zetten energierijke stoffen om in energiearme stoffen en geven ze af aan de bodem

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 2
-Je kunt omschrijven wat piramiden van aantallen en van biomassa weergeven
-Je kunt beschrijven op welke manieren energie uit de voedselketen verdwijnt 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramide van aantallen 
-In een voedselweb of voedselketen is ieder organisme een schakel
-Iedere schakel is een kleinere groep

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Piramide van biomassa
-Alle energierijke stoffen van een organisme is biomassa
-Iedere schakel heeft een hoeveelheid biomassa
-De piramide van biomassa is altijd een piramidevorm 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energie in een voedselketen 
-Producenten maken energierijke stoffen door middel van het proces fotosynthese 
-De planteneters krijgen deze stoffen binnen door producenten te eten 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Energie in voedselketen
-Reducenten gebruiken energie uit gestorven producenten 

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 3: Koolstofkringloop en stikstofkringloop 

-Je kunt de koolstofkringloop beschrijven en aflezen 
-Je kunt de stikstofkringloop beschrijven en aflezen 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Koolstofkringloop (C)
-Koolstofdioxide wordt opgenomen in planten
-Planten gebruiken koolstof om glucose te maken 
-Een deel van glucose wordt gebruikt, waarbij koolstofdioxie vrijkomt
-Een deel van glucose wordt gemaakt om koolhydraten, eiwitten en vetten te maken

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stikstofkringloop (N)
-Stikstof zit oa in nitraat (een mineraal) dat opgelost is in water
-Nitraat en glucose wordt samen eiwitten 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stikstofkringloop (N)
-Eiwitten gaan naar andere organismen doordat het organisme wordt opgegeten of door uitscheiden van poep
-De eiwitten in uitwerpselen en dode planten en dieren wordt gebruikt als brandstof door reducent
-Hierbij ontstaat ammoniak dat als gas de lucht in gaat of oplost in water
-Opgeloste ammoniak kan weer worden omgezet in nitraat die wordt opgenomen door planten

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stikstofkringloop (N)
-Stikstof in de lucht kunnen dieren en planten niet opnemen
-Bacteriën kunnen stikstof binden en er oa nitraat van maken
-Bacteriën kunnen een samenwerking aangaan met bv klaver 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 
Paragraaf 1, 2 en 3 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 4 
- Je kunt de invloeden op organismen indelen in biotische en abiotische factoren
-Je kunt de niveaus van de ecologie beschrijven
-Je kunt aangeven hoe de grootte van een populatie wordt beïnvloed door biotische en abiotische factoren 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloeden uit de leefomgeving
-Biotische factoren
-A-biotische factoren 

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Niveaus 
-Individu: 1 organisme
-Populatie: meerdere organismen van dezelfde soort 
-Levensgemeenschap: meerdere populatie samen
-Ecosysteem: alle biotische en a-biotische factoren 

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Populatiegrootte
-Populaties verschillen van grootte gedurende de tijd 
-Voedseldieren en roofdieren zijn wel of niet in evenwicht
-Meestal schommelen aantallen rond een evenwicht

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Optimumkromme
-Milieu kan veranderen, bv temperatuur
-In een optimumkromme staat de temperatuur en kans op overleven weergegeven
-Tolerantiegebied is de temperatuur waarin organismen kunnen leven 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk volgende week donderdag 
Paragraaf 4 en 5

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 5: Aanpassingen bij dieren
-Je kunt uitleggen hoe dieren zijn aangepast aan hun leefomgeving 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waterdieren 
-Schutkleuren 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Landzoogdieren
-Zoolgangers
-Teengangers
-Hoefgangers

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vogels
-Snaveltypen
      -Zeefsnavel
      -Priemsnavel
      -Haaksnavel
      -Kegelsnavel
      -Pincetsnavel
-Poten van vogels 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Paragraaf 4 en 5 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 6: Aanpassingen bij planten 
- Je kunt uitleggen hoe planten zijn aangepast aan hun leefomgeving 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen aan droge omgeving
-Weinig huidmondjes
-Dikke waslaag over het blad
-Bladeren met een klein oppervlak 
-Behaarde stengels en bladeren of stekels  
-Opslaan van water 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen aan een vochtige omgeving
- Waterplanten hebben luchtkanalen 
-Onderwaterplanten hebben geen huidmondjes. Ze nemen stoffen op via de bladeren

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aanpassingen aan het licht 
-Zonplanten leven in volle zon
-Schaduwplanten leven in de schaduw, bloei in het voorjaar als er nog licht is 
-Hoeveelheid bladgroenkorrels in het blad 
-Klimplanten groeien naar het licht 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk 
Paragraaf 6 aanpassingen van planten
1e opdracht duurzaamheid (paragraaf hoef je niet te maken)

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
-Thema 6: paragraaf 1 en 2af

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies