Taalverzorging - trappen van vergelijking - kader & mavo klas 2
1 / 27
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Wat weet je er al van?
Geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking.
Geef een voorbeeld van
de trappen van vergelijking.
Slide 3 - Woordweb
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Video
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Schrijf de trap van vergelijking
op van: leuk
op van: leuk
timer
1:00
Slide 9 - Open vraag
Schrijf de trap van vergelijking
op van: vast
op van: vast
timer
1:00
Slide 10 - Open vraag
Schrijf de trap van vergelijking
op van: graag
op van: graag
timer
1:00
Slide 11 - Open vraag
Schrijf de trap van vergelijking
op van: donker
op van: donker
timer
1:00
Slide 12 - Open vraag
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Wat moet je invullen?
Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.
Ik ben twee keer sneller 1) ________ zij.
Ik ben twee keer zo snel 2) _________ zij.
A
1) dan
2) dan
B
1) dan
2) als
C
1) als
2) dan
D
1) als
2) als
Slide 15 - Quizvraag
Eerlijk gezegd vind ik zoete drop lekkerder _____ zoute drop.
A
als
B
dan
Slide 16 - Quizvraag
Waaraan kon je dat zien?
Hoe kon je dat weten?
Hoe kon je dat weten?
Slide 17 - Open vraag
Madrid is niet zo ver _____ Lissabon,
denk ik.
denk ik.
A
als
B
dan
Slide 18 - Quizvraag
Waaraan kon je dat zien?
Hoe kon je dat weten?
Hoe kon je dat weten?
Slide 19 - Open vraag
Kleine auto's rijden een stuk zuiniger _____ grote terreinwagens.
A
als
B
dan
Slide 20 - Quizvraag
Waaraan kon je dat zien?
Hoe kon je dat weten?
Hoe kon je dat weten?
Slide 21 - Open vraag
Rusland is wel vierhonderd keer
zo groot _____ Nederland.
zo groot _____ Nederland.
A
als
B
dan
Slide 22 - Quizvraag
Waaraan kon je dat zien?
Hoe kon je dat weten?
Hoe kon je dat weten?
Slide 23 - Open vraag
Rusland is wel vierhonderd keer
groter _____ Nederland.
groter _____ Nederland.
A
als
B
dan
Slide 24 - Quizvraag
Waaraan kon je dat zien?
Hoe kon je dat weten?
Hoe kon je dat weten?
Slide 25 - Open vraag
Beeld een trap van vergelijking uit
gebruik het woord dan.
gebruik het woord dan.
Slide 26 - Open vraag
Beeld een stellende trap uit
met het woord als.
met het woord als.
