Hoofdstuk 6 Regenten en Vorsten

Hoofdstuk 6 Regenten en Vorsten
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 6 Regenten en Vorsten

Slide 1 - Tekstslide

Tijd van Regenten en Vorsten
6.1 Over zeeën en oceanen
KA Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. 
KA De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
6.2 Om de macht
KA Het streven van vorsten naar absolute macht
KA De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
6.3 Kunst en wetenschap
KA De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de Nederlandse Republiek.
KA De wetenschappelijke revolutie.

Slide 2 - Tekstslide

Moedernegotie:
handel met het oostzeegebied.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Waarom een VOC?
  • Steeds meer Nederlandse bedrijven (compagnieën) gaan naar Indië varen.

  • Hierdoor ontstaat veel concurrentie tussen Nederlanders onderling

  • De prijs van de specerijen daalt hierdoor snel, de winst dus ook

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Hoe?
  • Uitschakelen van concurrenten

  • Bouwen van handelposten

  • Contracten met inheemse vorsten

  • Opbouwen van handelsnetwerk in Azië

  • Indien nodig: veel geweld

Slide 10 - Tekstslide

Welke twee voordelen had de oprichting van de VOC (voor de oprichters)
A
Veiligheid, verlies werd gedeeld door de aandelen.
B
Eindelijk kwamen er specerijen naar de Nederlanden.
C
Driehoekshandel en daarmee slavenhandel kon worden gestart
D
Geen nationale concurrentie, later zelfs monopolie.

Slide 11 - Quizvraag

  • Opgericht in 1621
  • Na het 12 jarig bestand


1621 De WIC

Slide 12 - Tekstslide

De WIC (1621)
  • Doel: handelsmonopolie en kaapvaart (oorlog tegen Spanje)


  • De WIC handelde in slaven en suiker


  • De WIC had gebieden in West-Afrika, de Nederlandse Antillen en Suriname in handen.

Slide 13 - Tekstslide

Driehoekshandel
Handel in West-Afrika en Amerika

Mercantilisme: Overheid bemoeid zich actief met de economie van het land.

WIC was geen succes


Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Oefenen

Maak de volgende vragen van hoofdstuk 6
6.1: Opdracht 1, 4, 5

Slide 16 - Tekstslide

Paragraaf 2
Om de macht - 
Politiek in de Republiek

Politiek in Frankrijk (absolutisme)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Politiek in de Republiek
Begin met het einde.
Het Rampjaar 1672

Lessonup - Politiek in de Republiek. 
Maak aantekeningen bij de tekst. Kan je de vragen in 1 keer maken?

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

absolutisme 

Slide 21 - Tekstslide

Absolutisme
Versailles
Oligarchie
Republiek
Regenten
Lodewijk XIV

Slide 22 - Sleepvraag

Frankrijk
Republiek
Handelskapitalisme
Absolutisme
Oligarchie
Import tegenhouden
Mercantilisme
Vraag-aanbod

Slide 23 - Sleepvraag

Oefenen
Maak in een groepje opdracht 5 (je hoeft niet het betoog van de laatste opdracht te schrijven)

Maak de volgende vragen van hoofdstuk 6
6.2: 1, 2, 6, 8

Slide 24 - Tekstslide

6.3 Kunst en Wetenschap
De wetenschappelijke revolutie
Oorzaak en gevolg

Cultuur in de Republiek
Verschil kunst in Frankrijk en de Republiek
De Hollandse meesters

Slide 25 - Tekstslide

De wetenschappelijke revolutie

Slide 26 - Tekstslide

geloof in verstand; pleidooi voor onderwijs.
geloof in vrijheid; pleidooi voor rechten van de burger.
Oorzaak:
Bestudering klassieke teksten.
Renaissance
Gevolg:
Wetenschappelijke revolutie
verlichting
vrijheid
rationalisme
reformatie
boekdrukkunst
humanisme

Slide 27 - Sleepvraag

Burgerlijke cultuur en hofcultuur
  • Burgerlijke cultuur (Republiek): in politiek, kunst en cultuur kun je zien dat de burgers aan de macht zijn
  • Bloei economie (veel opdrachten aan schilders), geen katholieke kerk en adel: wel regenten-kooplieden, schilderpersoonlijkheden (Rembrandt, vermeer e.a.) maakten kunst voor mensen die het konden betalen, verdraagzaamheid naar migranten toe, gewetensvrijheid (en tolerantie) > trekt andersgelovigen en andersdenkenden aan
  • Hofcultuur (Frankrijk): politiek, kunst en cultuur werd bepaald door de vorst en de adel
  • Absolute macht van de vorst (Lodewijk XIV), voornamelijk katholieke kerk en adel, academies voor kunsten > inspiratie voor andere landen
  • Rivaliteit in Europa tussen Lodewijk XIV en stadhouder Willem III (burgercultuur vs hofcultuur, republiek vs monarchie)

Slide 28 - Tekstslide

De Republiek

* Migratie
- Tolerantie -> protestant
- Werk
* Rijk
* Schilderkunst
* Rijken -> Portretten
* Middenklasse -> dagelijks leven of landschappen

Slide 29 - Tekstslide

Nederlandse schilderkunst

  •  In de Republiek was er geen koning of katholieke kerk.
  • Het waren de (rijke) burgers die schilderijen kocht en zij wilden: zeegezichten, stillevens, landschappen en alledaagse scènes.


Slide 30 - Tekstslide

Portretten
Eenvoudige mensen kopen schildrijen
Alleen rijke mensen kopen schilderijen
Dagelijks leven
Schilderkunst Republiek
Schilderkunst andere landen

Slide 31 - Sleepvraag

Juist

Onjuist

Door de welvaart werd er veel geld uitgegeven aan schilderkunst in de Republiek.
De katholieke kerk was een van de belangrijkste opdrachtgevers voor schilders in de Republiek.
De bloei van de schilderkunst heeft de wetenschappelijke revolutie gestimuleerd.
In de Republiek was sprake van geloofsvrijheid.

Slide 32 - Sleepvraag

Onderzoek wetenschap, filosofie en kunst
groep 1: stelling 1 opdracht 2
groep 2: stelling 2 opdracht 2
groep 3: opdracht 3
groep 4: groep A opdracht 5
groep 5: groep B opdracht 5

Over 20 minuten presenteren. 

Slide 33 - Tekstslide

Oefenen
Maak de volgende vragen van hoofdstuk 6
6.3: Opdracht 1, 4, 6

Slide 34 - Tekstslide

groep 1
stelling 1 is juist, vanwege de volgende feiten over Galileo Galilei, Jan Swammerdam, Antoni van Leeuwenhoek, Jan Adriaansz. Leeghwater en Christiaan Huygens.
Galileo Galilei was een uitvinder van natuurkundige, wiskundige en astronomische dingen. Hij experimenteerde met verschillende onderwerpen.
heeft contextmenu
 
Jan Swammerdam was ontdekte de rode bloedcellen en beschreef de structuur van de hersenen, longen en het ruggenmerg van de mens. Hij deed dat door middel van de mens van binnen uit te bestuderen.
 
Antoni van Leeuwenhoek vooral bekend door zijn zelf gefabriceerde microscoop en zijn pionierswerk voor de celbiologie en de microbiologie. ontdekker van de bacterie en de zaadcel en ontrafelde op haarvaatjes-niveau de bloedsomloop
 
Jan Adriaansoon Leeghwater was molenmaker en waterbouwkundige, hij bedacht de houten achterkant en de bovenkruiende oliemolen. Hij was ook betrokken bij meerdere droogmakkerijen.

Slide 35 - Tekstslide

groep 2
De Kerk had hiertegen geen bezwaar, zolang kerkelijke standpunten niet onder druk kwamen te staan. Overigens was wetenschappelijk onderzoek niet bedoeld om het ongelijk van de Kerk aan te tonen, of om het geloof in twijfel te trekken. Veel wetenschappers wilden met behulp van waarnemingen, experimenten en verstandelijk redeneren juist de grootsheid van Gods schepping aantonen. Ze hadden alleen bezwaar tegen Galileo Galilei, want hij ging tegen het wereldbeeld van de Kerk in.
 

Slide 36 - Tekstslide

groep 3
Vrije internationale wateren zijn oceanen buiten een staat die door iedereen bevaren mogen worden, waardoor alle staten met elkaar kunnen handelen. mensenrechten en menselijkheid zijn belangrijker dan de macht en onafhankelijkheid van een staat. (opstaan tegen onrecht en dergelijken valt daaronder). Dit zijn allebei opvattingen van Hugo de Groot. De hoorn van Afrika bevat Somalië, daar was er een onstabiele overheid en er was illegale visserij. Piraten plunderden daar schepen en namen bemanningsleden gevangen om losgeld te eisen of tot slaaf te maken. Onder andere de VOC probeerde om de piraten te stoppen door middel van militaire campagnes. Sommige Europese machten verklaarden piraten als ‘vijanden van de mensheid’. Dit hield ook in dat staten, zonder toestemming van lokale staten, mochten ingrijpen. Europese vloten mochten bijvoorbeeld zomaar piraten vervolgen, ook al bevonden ze zich in een gebied in Afrika. Vaak werden de ideeën van Hugo de Groot alleen maar toegepast als het Europese staten uit kwam, bijvoorbeeld om hun invloed in het buitenland te vergroten.

Slide 37 - Tekstslide

opdracht 5
Jan Steen: 
Jan Steen stond bekend om het schilderen van het dagelijks leven, ze werden vaak gevuld met bijvoorbeeld: menselijk inzicht, chaos en humor. De huishoudens die hij schilderde waren vaak rommelige huishoudens, waar je bijvoorbeeld dronken mensen, speelse dieren en ondeugende kinderen kon zien. De schilderijen lijken vaak grappig bedoelt, maar er zit meestal ook een diepere betekenis. 

Johannes Vermeer: 
Zijn stijl werd vooral gekenmerkt door lichte en zachte kleuren met veel helderheid. 
Het werk van Vermeer is verspreid over zeven landen: Nederland, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Oostenrijk, Ierland en de Verenigde Staten. 
Hij is onder andere bekend geworden door schilderijen zoals het meisje met de parel en het melkmeisje. 

Slide 38 - Tekstslide