In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
Oefentoets spelling 2 havo-xl
Slide 1 - Tekstslide
Welke bewering is juist?
A
Als bij twee zelfstandige zinnen de tweede een verklaring geeft voor de eerste moet je een puntkomma gebruiken
B
Tussen twee persoonsvormen moet je een komma gebruiken
C
Na een zelfstandige, mededelende zin komt soms een vraagteken
D
Aanhalingstekens moet je gebruiken bij de indirecte reden
Slide 2 - Quizvraag
In welke zin zijn de leestekens juist gebruikt?
A
Katten zijn populairder dan ooit, wereldwijd worden foto's en filmpjes van katten massaal bekeken en gedeeld op internet.
B
Lever plastic doppen in bij de supermarkt, en steun hiermee KNGF Geleidehonden.
C
Op dit moment kan Rylie niet turnen; omdat ze op krukken loopt.
D
Wanneer ik naar Londen ga, wil ik de Big Ben met eigen ogen zien.
Slide 3 - Quizvraag
Welk leesteken hoort in onderstaande zin op de puntjes? Kies uit: komma, dubbele punt of puntkomma.
Gisteren was ik nog zo fit als een hoentje [...] maar vandaag heb ik nergens zin in.
Slide 4 - Open vraag
Welk leesteken hoort in onderstaande zin op de puntjes? Kies uit: komma, dubbele punt of puntkomma.
Wat voor sport doe jij eigenlijk liever [...] rugby of honkbal?
Slide 5 - Open vraag
Welk leesteken hoort in onderstaande zin op de puntjes? Kies uit: komma, dubbele punt of puntkomma.
Het is echt hondenweer [...] toch gaat Domenka haar hond uitlaten.
Slide 6 - Open vraag
Welk leesteken hoort in onderstaande zin op de puntjes? Kies uit: komma, dubbele punt of puntkomma.
Wie geen geld heeft [...] ziet overal koopjes.
Slide 7 - Open vraag
Neem onderstaande over en plaats hoofdletters en leestekens.
enkele gasten stonden helaas niet op de lijst van het feest in het noord-hollandse schagen en daarom werden zij tegengehouden door de strenge bewaking
Slide 8 - Open vraag
Neem onderstaande over en plaats hoofdletters en leestekens.
als je docent deze oefeningen adviseert zou ik ze zeker maken
Slide 9 - Open vraag
Neem onderstaande over en plaats hoofdletters en leestekens.
tijdens de vakantie moest frits de graaf medicijnen halen bij de apotheek want mevrouw de graaf was ziek
Slide 10 - Open vraag
Is het volgende woord juist gespeld?
conflict
A
Ja
B
Nee
Slide 11 - Quizvraag
Welke woorden zijn juist gespeld?
Let op: meerdere antwoorden mogelijk!
A
conflict
B
ethiek
C
kettingkje
D
nijging
Slide 12 - Quizvraag
Komt het volgende leenwoord uit het Frans of uit het Engels?
airco
A
Frans
B
Engels
Slide 13 - Quizvraag
Komt het volgende leenwoord uit het Frans of uit het Engels?
controle
A
Frans
B
Engels
Slide 14 - Quizvraag
Komt het volgende leenwoord uit het Frans of uit het Engels?
niveau
A
Frans
B
Engels
Slide 15 - Quizvraag
Komt het volgende leenwoord uit het Frans of uit het Engels?
make-up
A
Frans
B
Engels
Slide 16 - Quizvraag
Noteer voor het onderstreepte leenwoord een Nederlands woord.
Op deze website kun je tickets kopen voor concerten, festivals, musicals en cabaretvoorstellingen.
Slide 17 - Open vraag
Noteer voor het onderstreepte leenwoord een Nederlands woord.
'Mag ik naar het toilet?', vroeg de leerling aan het begin van de les.
Slide 18 - Open vraag
Wat is de juiste spelling?
A
plugin
B
plug-in
Slide 19 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
account manager
B
accountmanager
Slide 20 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
logé
B
loge
Slide 21 - Quizvraag
Wat is de juiste spelling?
A
charmânt
B
charmant
Slide 22 - Quizvraag
Welke bewering is waar?
A
Als een zin begint met een cijfer volgt daarna een kleine letter.
B
Je gebruikt een hoofdletter bij religies en stromingen.
C
Je gebruikt aanhalingstekens bij het weergeven van gedachten.
D
Je gebruikt een kleine letter bij bijvoeglijke naamwoorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid.
Slide 23 - Quizvraag
In welke zin zijn hoofdletters en leestekens juist geplaatst?
A
‘S morgens 3 juni had Sarah afgesproken met haar vriend op het Bloemendaalse
strand, maar hij kwam niet opdagen.
B
'Bello, laat onmiddellijk los, ongehoorzaam beest!'
C
Conner Van Land draagt alleen maar schoenen van het merk Adidas omdat dat zijn
lievelingsmerk is.
Slide 24 - Quizvraag
Kies de juiste werkwoordsvorm.
Deze riante villa wordt al jaren door de werkloze Joris [bewoond/bewoont].
A
bewoond
B
bewoont
Slide 25 - Quizvraag
Kies de juiste werkwoordsvorm.
Dat [verbaasd/verbaast] veel mensen.
A
verbaasd
B
verbaast
Slide 26 - Quizvraag
Kies de juiste werkwoordsvorm.
De laborant was [bedwelmd/bedwelmt] door het ontsnapte gas.
A
bedwelmd
B
bedwelmt
Slide 27 - Quizvraag
Kies de juiste werkwoordsvorm.
Zij werd onmiddellijk [beademd/beademt] door een toegesnelde collega.
A
beademd
B
beademt
Slide 28 - Quizvraag
Kies de juiste werkwoordsvorm.
Als jij echt zo veel [verdiend/verdient], mag jij vandaag betalen.
A
verdiend
B
verdient
Slide 29 - Quizvraag
Noteer de juiste werkwoordsvormen. Zet een komma tussen de werkwoorden.
Omdat Irma de verstokte vrijgezel bijna zijn hele leven liefdevol heeft […] (verzorgen), werd zij na zijn dood […] (belonen) met het grootste deel van de erfenis.
Slide 30 - Open vraag
Noteer de juiste werkwoordsvormen. Zet een komma tussen de werkwoorden.
In het energierapport staat [...] (vermelden) hoeveel de burger [...] (besparen) met dubbel glas.
Slide 31 - Open vraag
Noteer de juiste werkwoordsvormen. Zet een komma tussen de werkwoorden.
Als een huis door Dinand wordt [...] (bezichtigen), [...] (beoordelen) hij vooral de beschikbare ruimtes.
Slide 32 - Open vraag
Noteer de juiste werkwoordsvormen. Zet een komma tussen de werkwoorden.
De politie … (bevestigen) dat dit bedrijf zijn klanten jarenlang heeft […] (benadelen).