les 5 Zeven minuten na middernacht lessenserie

Donderdag 19 september
Lezen in je boek

Uitleg van spreektaal naar schrijftaal

Aan de slag 


1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Donderdag 19 september
Lezen in je boek

Uitleg van spreektaal naar schrijftaal

Aan de slag 


Slide 1 - Tekstslide

Zeven minuten na middernacht 



Ga nu verder lezen in het boek.
Huiswerk voor volgende week: minimaal t/m blz. 100 gelezen hebben.

Slide 2 - Tekstslide

Doel van de les
Je leert het verschil tussen spreektaal en schrijftaal en formeel/informeel taalgebruik. 

Slide 3 - Tekstslide

Theorie

Slide 4 - Tekstslide

Theorie
Zakelijk schrijven is een belangrijke vaardigheid, zowel nu (contact met docenten) als later (hbo, werk). 

Daarnaast is argumenteren een relevant onderdeel binnen het examenprogramma Nederlands.

Slide 5 - Tekstslide

Formeel taalgebruik
- Voor mensen die je niet kent of die ouder zijn dan jij.
- Bij een zakelijk gesprek of een zakelijke brief, bij een artikel (inclusief titel).

* U - uw
* Geachte heer/mevrouw,
* Hoogachtend,
* Met vriendelijke groet,


Slide 6 - Tekstslide

Informeel taalgebruik
- Voor vrienden, bekenden of leeftijdsgenoten

* jij
* Lieve, Voor, Hoi,
* Groetjes, Liefs,


Slide 7 - Tekstslide

formele tekst
informele tekst
Meneer waarom was de toets onvoldoende want ik heb echt vet lang geleerd
Red het niet. Tot morgen
Kunt u nog een keer het verschil tussen het naamwoordelijk gezegde en het werkwoordelijk gezegde uitleggen?
Verleden week verwonderde ik mij over een artikel in de Leeuwarder Courant, waarin werd beschreven hoe de toekomst vormgegeven wordt
Ik vind dat vak gewoon niet leuk.
Hoi meneer,
Ik ben morgen iets later in de les, omdat ik naar de ortho moet.
Ik begrijp uw reactie echter niet.

Slide 8 - Sleepvraag

Tip: let op zinslengte
Prettige lengte van een zin: tussen de 10-15 woorden.

Tips:
  • maak meerdere zinnen van 1 zin;
  • gebruik komma’s;
  • Wissel van volgorde als dat de zin verduidelijkt.


Slide 9 - Tekstslide

Verkennen
Stopwoorden zijn woorden die je gebruikt zonder dat ze echt betekenis hebben. Bijvoorbeeld zeg maar, eigenlijk, je weet wel. 



Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Welke stopwoorden gebruik jij vaak?

Slide 12 - Woordweb

Welke stopwoorden vind jij irritant?

Slide 13 - Woordweb

Waarom gebruiken mensen stopwoorden?

Slide 14 - Woordweb

Aan de slag
Wat? Maak opdracht 3, 4, 5, 8 op bladzijde 28/29. 
Vragen? Steek je hand op en ik kom bij je langs
Klaar? maken Humor en Spot blz. 80/81 opdracht 3-7

Gebruik de theorie op bladzijde 72-73

Schrijf op in je agenda: Dinsdag 24-9 maken spreektaal blz. 28/29 opdr. 3,4,5,8. EN humor blz. 80/81 opdr. 3-7. 

Slide 15 - Tekstslide

Einde van de les! Ik ken het verschil tussen spreektaal en schrijftaal.
nee, sorry
een beetje
ja enigszins
goed genoeg voor een s.o.

Slide 16 - Poll