H6 elektriciteit §1 herh §2

Wat hebben we de
vorige les gedaan?
1 / 30
volgende
Slide 1: Woordweb
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat hebben we de
vorige les gedaan?

Slide 1 - Woordweb

Havo 4 
Welkom! ....
<lesinhoud>
ga naar lessonup.app en log in met de code linksonder 

Slide 2 - Tekstslide

Lading
  • Symbool: Q
  • Eenheid: C (Coulomb)

  • Een elektron heeft lading -e = 1,602 x 10-19 C

  • Gelijke lading stoot elkaar af, ongelijke lading                                                            trekt elkaar aan

Slide 3 - Tekstslide

De staaf wordt positief, de doek negatief. Elektronen zijn verplaatst van
A
doek naar staaf
B
staaf naar doek

Slide 4 - Quizvraag

De positief geladen staaf raakt de knop. De blaadjes gaan uit elkaar omdat ze allebei gelijke lading hebben. Welke?
A
positief
B
negatief

Slide 5 - Quizvraag

Lading
  • Ionen zijn atomen met een overschot of tekort aan elektronen
  • Een zout bestaat uit een binding van positieve en negatieve ionen
  • In metaal bewegen de vrije elektronen. Dat is stroom.

Slide 6 - Tekstslide

Stroom
  • De stroomsterkte I (eenheid: Ampère) is de hoeveelheid lading die per seconde passeert: I = Q/t 
  • De stroom I  loopt van plus naar min. Vergelijk met water dat naar       beneden stroomt (nooit omhoog). 

Slide 7 - Tekstslide

De lading is 5,0 C en de tijd is 200 ms. Bereken de stroomsterkte.
A
25 A
B
1 A
C
0,025 A

Slide 8 - Quizvraag

Q = 5,0 C
t = 200 ms = 0,200 s
I = Q / t = 5 / 0,200 = 25 A

Slide 9 - Tekstslide

Er is een stroomsterkte van 50 mA. Hoeveel lading loopt er dan door een lampje in 5,0 s?
A
0,010 C
B
250 C
C
0,25 C
D
10 C

Slide 10 - Quizvraag

I = 50 mA = 0,050 A
t = 5,0 s
Q = I * t = 0,050 * 5 = 0,25 C

Slide 11 - Tekstslide

Spanning
  • Er kan alleen stroom lopen als er spanning is.

  • Spanning wordt veroorzaakt door een spanningsbron, bijv. een batterij.
  • Een batterij werkt als een soort pomp. 
  • In de spanningsbron wordt de de stroom (normaal gesproken)                   van - naar + (van laag naar hoog) gepompt.
  • Buiten de spanningsbron gaat de stroom van + naar - (van hoog naar       laag).

Slide 12 - Tekstslide

Spanning
  • Symbool: U
  • Eenheid: V (Volt)
  • AA batterij: 1,5 V
  • Stopcontact: 230 V
  • Hoogspanningskabels: 50 kV = 50.000 V

Slide 13 - Tekstslide

Stroomkring
Bestaat uit:
  • Spanningsbron die elektrische energie levert
  • Geleiders (draden) die stroom geleiden
  • Apparaten die elektrische energie omzetten                                                                 (in bijv. licht of warmte).

Slide 14 - Tekstslide

Stroom en spanning
  • Een spanningsmeter meet de spanning tussen twee punten, stroom gaat niet door de meter.
  • Een stroommeter meet de stroomsterkte door een draad, stroom gaat wel door de meter.

Slide 15 - Tekstslide

Als je een stroommeter voor een lamp zet meet je een grotere stroomsterkte dan achter de lamp
A
waar
B
niet waar, even groot
C
niet waar, kleiner

Slide 16 - Quizvraag

Hoe moet je een voltmeter aansluiten?
A
parallel
B
in serie

Slide 17 - Quizvraag

De lamp boven je bureau geeft licht. Dit kan alleen als de lamp is aangesloten                    een stopcontact. Er staat dan een spanning van 230 V                      de aansluitpunten van de lamp. De lamp staat                         spanning. Er loopt een elektrische stroom                      de lamp.
timer
1:00
door
onder
op
over

Slide 18 - Sleepvraag

1.In welke situatie is er sprake van elektrische spanning? Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
2 en 4
B
In alle situaties
C
2,3 en 4
D
alleen 4

Slide 19 - Quizvraag

3. In de tekening hiernaast is het lampje aangesloten op een batterij. Welk antwoord is juist?
A
Het lampje verbruikt alle elektrische stroom
B
Het lampje verbruikt een beetje van de elektrische stroom
C
Alle elektrische stroom die naar het lampje gaat, komt ook weer terug in de batterij
D
Weet ik niet

Slide 20 - Quizvraag

4. Wat is de spanning tussen...
a) ...punt 1 en 2?
b) ...punt 2 en 3?
c) ...punt 3 en 4?

Slide 21 - Open vraag

Batterijen van ieder 1,5 V zijn geschakeld. Wat is de spanning tussen A en F?
A
0,0 V
B
1,5 V
C
3,0 V
D
4,5 V

Slide 22 - Quizvraag

Als je de spanning verhoogt wordt de energie per Coulomb lading
A
groter
B
kleiner
C
even groot

Slide 23 - Quizvraag

Eind van de herhaling
hierna: introductie §2 en §3

§2: Weerstand, geleidbaarheid en wet van Ohm

§3: Elektrische energie, vermogen, rendement

Slide 24 - Tekstslide

Weerstand en geleidbaarheid
Ohm: weerstand
Volt: spanning
Amp: stroomsterkte

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Tekstslide


A
2,0 ohm
B
5,0*10^-1 ohm
C
5,0*10^2 ohm
D
7,5 ohm

Slide 28 - Quizvraag

Weerstand van draad

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Link