H4 Op Niveau blok 2 lezen opdracht 7 (blz. 104)

Eindopdracht 7
In deze opdracht controleer je je kennis van de theorie in deze module.
Bepaal of de volgende uitspraken juist of onjuist zijn. Verbeter de uitspraken die niet juist zijn.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Eindopdracht 7
In deze opdracht controleer je je kennis van de theorie in deze module.
Bepaal of de volgende uitspraken juist of onjuist zijn. Verbeter de uitspraken die niet juist zijn.

Slide 1 - Tekstslide

Alinea's worden altijd met elkaar verbonden met signaalwoorden.
A
juist
B
onjuist

Slide 2 - Quizvraag

De woorden ook, verder, bovendien en tot slot geven een opsommend verband aan.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

De woorden zo, bijvoorbeeld, ter illustratie en namelijk geven een toelichtend verband aan.
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Bij het schrijven van een tekst breng je verband aan tussen zinnen en alinea's door signaalwoorden en verwijswoorden te gebruiken.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Een anekdote en de aanleiding kun je zowel in het begin als in het middenstuk van de tekst aantreffen.
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quizvraag

In het slot van de tekst vind je vaak een toekomstverwachting of een aanbeveling.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

In het middenstuk vind je vaak de bewijsvoering en de probleemstelling.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Sommige functiewoorden, zoals theorie-toepassing en oorzaak-gevolg komen vaak samen in een tekstgedeelte voor.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quizvraag

De begrippen 'stelling' en 'constatering' zijn synoniemen.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Een karakterisering zal je regelmatig op het einde van de tekst tegenkomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 11 - Quizvraag