Versnellen (5.1)

Versnellen (5.1)
H3 proefwerk 2
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Versnellen (5.1)
H3 proefwerk 2

Slide 1 - Tekstslide

Neem voor je:
  • schrift, pen, potlood, geodriehoek
  • rekenmachine
  • telefoon op de tafel voor je.

Maak aantekeningen in je schrift van de uitleg.
meld je aan bij de lesson-up voor de antwoorden.

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling:
Er bestaan drie soorten bewegingen.
Dit zijn:
  1. een eenparig versnelde beweging, waarbij de snelheid iedere seconde met dezelfde waarde toeneemt.
  2. een eenparige beweging, waarbij de snelheid gelijk blijft.
  3. een eenparig vertraagde beweging, waarbij de snelheid iedere seconde met dezelfde waarde afneemt.

Een diagram is een grafiek. Dit is te vergelijken met een functie (lineair) zoals je bij wiskunde hebt geleerd

Slide 3 - Tekstslide

Doelen van deze les.
  • Hoe maak je een vt-diagram van een eenparige beweging
  • Hoe maak je een vt-diagram van een eenparig versnelde beweging
  • Hoe bereken je de versnelling

Slide 4 - Tekstslide

De grootheden en de eenheden
Bij de beweging gaan we uit van vier natuurkundige grootheden (dit zijn de termen die je kunt meten of uitrekenen) met hun eenheden (de term die betekenis geeft aan het getal).

Bij bewegen zijn dat de:
  • afstand, het symbool is de kleine letter s (space of stukje) en wordt berekend met de eenheid meter (m).
  • snelheid, het symbool is  de kleine letter v (velocitas/ vitesse of vvvrrroemmm) en wordt berekend met de eenheid meter per seconde (m/s)
  • tijd, het symbool is de kleine letter t (time of tijd) en wordt berekend met de eenheid seconde (s)
  • versnelling, het symbool is de kleine letter a (acceleratie of alsjemenou hij gaat sneller) en wordt berekend met de eenheid meter per seconde per seconde (m/s.s  of m/s2)

Slide 5 - Tekstslide

Eenparig versnelde beweging
Een eenparig versnelde beweging is een beweging waarbij de snelheid iedere seconde met dezelfde waarde (eenparig) toeneemt.
We kunnen hier een tabel van maken.
t (s)
v (m/s)
0
0
1
3
2
6
3
9
4
12

Slide 6 - Tekstslide

Voorspel wat de snelheid na 5 seconde zou zijn
A
12 m/s
B
13 m/s
C
14 m/s
D
15 m/s

Slide 7 - Quizvraag

Wat voor soort beweging gaf de tabel weer
A
eenparig versnelde beweging
B
eenparige beweging
C
eenparig vertraagde beweging
D
stilstaande beweging

Slide 8 - Quizvraag

Met welke versnelling nam de snelheid toe
A
1 m/s²
B
2 m/s²
C
3 m/s²
D
4 m/s²

Slide 9 - Quizvraag

Van de tabel een grafiek maken.
De grafiek (of diagram) bestaat uit twee assen, net als bij wiskunde.

de horizontale as
de verticale as
bij iedere as noteer je de grootheid en de eenheid.
dit is de tijdas dus je noteert de t (en de eenheid tussen haakjes er achter)
dit is de as waarop de snelheid staat dus je noteert de v (en de eenheid er achter)
v
(m/s)
t (s)

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht
  • Maak zelf de diagram met de tabel in je schrift.
t (s)
v (m/s)
0
0
1
3
2
6
3
9
4
12

Slide 11 - Tekstslide

Vorm van de grafiek
versnelde beweging.
De snelheid wordt iedere seconde ietsje meer. In dit voorbeeld: 2,5 m/s.
Dus de versnelling is 2,5 m/s²

Wiskunde: y = 2,5 x

Natuurkunde: v = 2,5 t

De versnelling is de richtingscoëfficiënt.

Slide 12 - Tekstslide

Vorm van de grafiek
eenparige  beweging

De snelheid is steeds hetzelfde.

Wiskundig: y = 2,5

Natuurkundig: v = 2,5 m/s

Slide 13 - Tekstslide

Bekijk plaatje 1
Bepaal de versnelling
A
0,5 m/s²
B
1 m/s²
C
2 m/s²
D
4 m/s²

Slide 14 - Quizvraag

Bekijk plaatje 2
Bepaal de versnelling
A
0,5 m/s²
B
1 m/s²
C
2 m/s²
D
4 m/s²

Slide 15 - Quizvraag

Berekenen van de versnelling
Bij de versnelling reken je uit wat de snelheid (v) iedere seconde (t) meer wordt.
De snelheid wordt meer dus je hebt te maken met een verschil tussen de snelheid in het begin en aan het eind.
In de natuurkunde geven we een verschil aan met de Griekse letter delta ==> 

De toename van de snelheid wordt daarom geschreven als 
Δ
Δv

Slide 16 - Tekstslide

Bereken de
als de beginsnelheid 0 m/s is en de eindsnelheid 15 m/s
Δv
A
0 m/s
B
7,5 m/s
C
10 m/s
D
15 m/s

Slide 17 - Quizvraag

Bereken de
als de beginsnelheid 15 m/s is en de eindsnelheid 25 m/s
Δv
A
0 m/s
B
10 m/s
C
15 m/s
D
25 m/s

Slide 18 - Quizvraag

Berekenen van de versnelling
Bij de versnelling reken je uit wat de snelheid (v) iedere seconde (t) meer wordt.

De tijd die we over de versnelling doen geven we ook aan met een verschil.
Dus we noemen dat het tijdsbestek die nodig is en noteren dat als 

De versnelling zelf geven we aan met het symbool a.

Omdat we iedere seconde kijken wat de snelheidstoename in meter per seconde is wordt de eenheid van de versnelling meter per seconde per seconde (m/s.s) of kortweg:
meter per seconde kwadraat (m/s²)
Δt

Slide 19 - Tekstslide

Berekenen van de versnelling
De formule die we nu gebruiken is:

Om een berekening te maken noteren we een volledige berekening met het rekenschema:


a=ΔtΔv
formule
gegevens
sommetje
antwoordzin

Slide 20 - Tekstslide

Omrekenen!
Als de snelheid is gegeven in kilometer per uur moet je dit omrekenen naar meter per seconde.
1 kilometer is 1000 meter en 1 uur is 3600 seconden (60 minuten x 60 seconden)

90 km/h  =  90 km : 1 uur
90 km = 90 x 1000 = 90 000 meter
1 uur = 3600 s 
Dus 90 000 m : 3600 s 
90 km/h = 25 m/s   

kilometer per uur => meter per seconde

   ... km/h  x 1000  :  3600  =  ... m/s

Slide 21 - Tekstslide

Bepaal welke eenheid en welk symbool bij welke grootheid hoort.
sleep de eenheid naar de goede grootheid
Afstand
Snelheid
tijd
versnelling
m/s
s
m/s²
m
a
s
v
t

Slide 22 - Sleepvraag

Maak in je schrift en noteer de berekening
Een auto rijdt op de oprit van een snelweg de snelweg op en moet gaan versnellen.
Zijn snelheid is 5 m/s en de auto's op de snelweg rijden 25 m/s.
Dus hij moet ook versnellen naar een snelheid van 25 m/s.
Hij doet hier 4 seconden over.

Bereken de versnelling die de auto heeft.

Als je je antwoord hebt kom je dit laten zien bij de docent.

Slide 23 - Tekstslide

Huiswerk
Lezen paragraaf 5.1 bladzijde 178 en 179
maken vraag 1 t/m 6

Slide 24 - Tekstslide