§ 2.2 Sparen of beleggen?

Lesprogramma
Uitleg §2.1 (25 min.)
Maken opgave 1 t/m 14 van “Weet je het nog?” Blz. 40.
Uiterlijk inleveren aanstaande vrijdag 17 september voor 24:00 uur.
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesprogramma
Uitleg §2.1 (25 min.)
Maken opgave 1 t/m 14 van “Weet je het nog?” Blz. 40.
Uiterlijk inleveren aanstaande vrijdag 17 september voor 24:00 uur.

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen vorige les
  1. Wat zijn de functies van geld?
  2. Op welke manieren kun je betalen?
  3. Welke rol spelen de banken in het geldverkeer

Slide 2 - Tekstslide

Electronisch
Pinpas met pincode
Contactloos

Online
iDeal
PayPal, Afterpay 
Creditcard

Contant
Giraal 

Of 

Chartaal

Slide 3 - Tekstslide

Wat doen banken
Eigenlijk………. Alleen bemiddelen tussen vraag naar en aanbod van geld.

Slide 4 - Tekstslide

§2.2 Sparen of beleggen?

Slide 5 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Welke redenen heb je om te sparen?
  2. Hoe bereken je wat sparen oplevert?
  3. Wat zijn de voor- en nadelen van beleggen

Slide 6 - Tekstslide

Leerdoel 1
Welke redenen heb je om te sparen

Slide 7 - Tekstslide

Spaar jij?
Ja
Nee

Slide 8 - Poll

Slide 9 - Link

Waarom spaar je?

Slide 10 - Woordweb

Motieven (=redenen) om te sparen
  1. Sparen voor de rente
  2. Sparen voor een doel
  3. Sparen uit voorzorg

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoel 2
Hoe bereken je wat sparen oplevert?

Slide 12 - Tekstslide

Rente =
  1. De prijs van geld (bij geld lenen)
  2. De vergoeding voor iemand die (zijn) geld ter beschikking stelt.

Slide 13 - Tekstslide

Hoeveel krijg ik aan rente?
Afhankelijke van:
  1. Rentepercentage
  2. Hoeveel ik ter beschikking stel
  3. Hoelang ik het ter beschikking stel

Slide 14 - Tekstslide

Enkelvoudige rente
Je ontvangt de rente aan het einde van de afgesproken periode
= een spaardeposito.

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Kay heeft € 12.500,- op de rekening staan. Je krijgt 3% rente na 6 jaren. Hoeveel staat er na 6 jaren op de rekening?

Slide 18 - Open vraag

Samengestelde rente
Je ontvangt meerder keren rente…..wat nu?
Rente over rente.

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Er staat € 100,- op de rekening. Je ontvangt 2% per jaar. Je laat het 2 jaren op de rekening staat. Hoeveel staat er na 2 jaren op de rekening?

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Groeifactor
Er staat € 100,- op de rekening. Je ontvangt 2% per jaar. Je laat het 2 jaren op de rekening staat. Hoeveel staat er na 2 jaren op de rekening?

Groeifactor = 1+ (2÷100) = 1, 02

Rente na 2 jaren:
€ 100 x 1,02 x 1,02 = € 104,04

Slide 23 - Tekstslide

Groeifactor
Er staat € 100,- op de rekening. Je ontvangt 2% per jaar. Je laat het 25 jaren op de rekening staat. Hoeveel staat er na 25 jaren op de rekening?

Groeifactor = 1+ (2÷100) = 1, 02

Rente na 25 jaren:
€ 100 x 1,02 x 1,02…….. =
€ 100 x 1,0225 = ?

Slide 24 - Tekstslide

Er staat € 100,- op de rekening. Je ontvangt 2% per jaar. Je laat het 25 jaren op de rekening staat. Hoeveel staat er na 25 jaren op de rekening?

Slide 25 - Open vraag

Leerdoel 3
Wat zijn de voor- en nadelen van beleggen?

Slide 26 - Tekstslide

Voordelen
Kan meer winst opleveren
Winst = dividend = rendement
Nadelen
Je kan je gehele inleg verliezen

Slide 27 - Tekstslide

Leerdoelen
  1. Welke redenen heb je om te sparen?
  2. Hoe bereken je wat sparen oplevert?
  3. Wat zijn de voor- en nadelen van beleggen

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk
Paragraaf 2.2
           Opdracht 13 t/m 20
           Rekenopdracht 6 t/m 10

Slide 29 - Tekstslide