Beeldend schrijven

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare school

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als je actief schrijft, hoeven alleen de onderwerpen in je zinnen maar in actie te komen. 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actief schrijven – wat is het?
Je kunt elke zin actief of passief opschrijven.
Frank  koopt een boek in de winkel. 
of: 
Er wordt een boek  in de winkel door Frank gekocht.

Slide 3 - Tekstslide

In de eerste zin is Frank actief, je ziet hem het propje gooien. In de tweede zin wordt de gebeurtenis veel afstandelijker beschreven. Het onderwerp – het propje – is niet actief. Het ondergaat een handeling, het wordt gegooid. 
Waarom is actief schrijven aantrekkelijker?
  1. Actieve zinnen zijn prettiger om te lezen dan passieve zinnen, omdat ze directer zijn. 
  2. Je hoeft er als lezer minder bij na te denken: je ziet meteen een beeld voor je van wat de schrijver bedoelt. 
  3. Ook komen er in actieve zinnen meer mensen voor, wat voor levendigheid zorgt.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In passieve zinnen verschuiven de handelende personen vaak naar de achtergrond, of ze verdwijnen helemaal.


Er wordt een propje naar de lerares gegooid.

Slide 5 - Tekstslide

Wie heeft het propje gegooid? Dat blijft in nu onduidelijk. De zin wordt vager, en er zit geen handelende persoon in. Daardoor wordt de zin ook minder aantrekkelijk. Het is altijd leuker om over mensen te lezen dan over dingen of vage begrippen.
Hoe zorg je er nu voor dat je actief schrijft? 


  1.  Teruggaan naar de basis van wat je wilt zeggen. 
  2. vier tips 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actief schrijven tip 1
Vraag je af: wie doet het?

De twee basale bouwstenen van zinnen zijn onderwerp (het wie of wat dat de actie uitvoert) en persoonsvorm (het werkwoord).

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Start de zin met onderwerp en PV
Frank koopt.....
OW         pv      
Wetenschappers onderzoeken
OW         pv
Jij  schrijft....

Slide 8 - Tekstslide

Als je je aanleert om je zinnen op te bouwen vanuit deze basis, ga je bijna als vanzelf actief schrijven. Je vraagt jezelf eerst af: wie of wat speelt de hoofdrol in deze zin, en wat doet diegene? Pas daarna maak je de zin langer.
Actief schrijven tip 2
Kies voor beeldende werkwoorden, en vermijd ‘worden en zijn’

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beeldend schrijven
Gebruik plaatjeswoorden

Schrijf niet: industrie. Schrijf: fabriek.
Schrijf niet: woning. Schrijf: villa. Boerderij. Rijtjeshuis.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het verschil? 
Industrie is abstract. Een fabriek is concreet. Concrete woorden roepen een plaatje op, voor je geestesoog.

Schrijf boom en je lezer ziet een plaatje.
Schrijf milieu en je lezer ziet eh.. niks. Hij slaat vermoeid de bladzijde om.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is concreet? 
Concrete woorden kun je pakken. Of ruiken. Of voelen. Of horen

 Concrete woorden beschrijven wat jij zelf ziet. Of hoort. Of wat je kunt aanraken. 
Kortom: concreet is wat je met je eigen zintuigen kunt waarnemen.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies