Formuleren 4: Dubbele ontkenning en contaminatie

Formuleren 4
Dubbele ontkenning en contaminatie
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Formuleren 4
Dubbele ontkenning en contaminatie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele ontkenning
In zinnen met een werkwoord dat al een ontkennend karakter heeft, zoals verbieden of nalaten, wordt soms ten onrechte een tweede ontkenning, zoals niet of geen, toegevoegd.


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele ontkenning


(1) De examenkandidaten deden veel moeite om te voorkomen dat er in hun profielwerkstuk geen spelfouten zouden staan.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dubbele ontkenning

(2) Minister-president Mark Rutte raadt ons af om in de meivakantie geen reis te boeken.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe zou je de volgende zin verbeteren?
Minister-president Mark Rutte raadt ons af om in de meivakantie geen reis te boeken.

Slide 5 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke van de onderstaande voorbeelden is een dubbele ontkenning?
A
Hij ontkende dat hij dat niet had gedaan.
B
Hij ontkende dat hij dat had gedaan.
C
Hij zei dat hij dat niet had gedaan.
D
Hij zei niet dat hij dat had gedaan.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om te voorkomen dat reizigers stranden als gevolg van problemen op het spoor, raadt de NS de mensen af om met deze strenge vorst niet met de trein te reizen.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 7 - Quizvraag

Dubbele ontkenning: Raadt .. af + niet

Om te voorkomen dat reizigers stranden als gevolg van problemen op het spoor, raadt de NS de mensen af om met deze strenge vorst niet met de trein te reizen. 
Contaminatie
Twee uitdrukkingen of spreekwoorden worden samengevoegd tot één nieuwe uitdrukking.
(Engels) to contaminate = besmetten
Uitprinten (nu goed!)
Het kost duur.
Soms heel moeilijk te zien, want 'normaal':
Overnieuw?

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Begrijpend lezen moet hij telkens overnieuw doen.
A
Tautologie
B
Pleonasme
C
Contaminatie

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het rijst de spuigaten uit.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
correcte zin

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

contaminatie

Het rijst de spuigaten uit.


Het loopt de spuigaten uit

of

Het rijst de pan uit

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik zocht naar zoiets dergelijks.
A
pleonasme
B
tautologie
C
contaminatie
D
correcte zin

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

contaminatie

Ik zocht naar zoiets dergelijks.


iets dergelijks

of

zoiets

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De beste reclame is tegenwoordig mond-op-mondreclame.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik irriteer me dat hij zijn deadline niet haalt

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

In hun publicatie refereren zij naar een welbekende schrijver.

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Dit team maakt onderdeel uit van een nieuwsredactie.

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik besef me dat ik beter geen schrijver had kunnen worden.

Slide 18 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik houd er niet van om dingen overnieuw te moeten doen.

Slide 19 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hij behoort tot een van de beste journalisten.

Slide 20 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

‘Ik was zo moe, ik moest echt even aan de rem trekken’

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Andere voorbeelden
Afspieken
("afkijken" × "spieken")
Door de war zijn
("in de war zijn" × "door elkaar halen")
Duur kosten
("duur zijn" × "veel kosten"[1] — dit kan ook als gallicisme worden opgevat: coûter cher)
Het is laat dag
("laat" × "kort dag")
Huisvestigen
("huisvesten" × "vestigen")

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Laten tonen
("laten zien" × "tonen")
Mijn tas is kwijt
("Ik ben mijn tas kwijt" × "Mijn tas is weg, zoek")
Mond-op-mondreclame
("mond-op-mondbeademing" × "mond-tot-mondreclame")
Nachecken
("nakijken" × "checken")
Optelefoneren
("opbellen" × "telefoneren")


Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overnieuw
("overdoen" × "opnieuw")
Refereren naar
("refereren aan" × "verwijzen naar")
Rondcirculeren
("rondgaan" × "circuleren")
Triologie
("trio" × "trilogie")
Windje in de rug
("een steuntje in de rug" × "de wind mee hebben")

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zich beseffen
("zich realiseren" × "beseffen")
Zich irriteren aan [iets]
("[iets] irriteert" × "zich ergeren aan [iets]")
Zich verexcuseren
("zich excuseren" × "zich verontschuldigen")

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies