In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.
Onderdelen in deze les
PREVENTIE VAN ZIEKTE EN GEZONDHEIDSBEVORDERING
Slide 1 - Tekstslide
Gezondheid
Slide 2 - Woordweb
Gezondheid
Slide 3 - Woordweb
1. Gezondheid
Slide 4 - Tekstslide
Gezondheid = de mate waarin je de lichamelijke, geestelijke, sociale en spirituele uitdagingen van het leven het hoofd kunt bieden.
4 dimensies zijn met elkaar verbonden en beïnvloeden elkaar.
Doel = (terug) in evenwicht zijn.
Slide 5 - Tekstslide
Fysieke gezondheid: gezonde levenswijze, maar ziekteverwekkers, erfelijke factoren en stressfactoren hebben ook een invloed.
Gebrek aan klachten of pijn = niet voldoende!
Slide 6 - Tekstslide
Psychische gezondheid: verwerken van gevoelens.
Ingrijpende gebeurtenissen ofwel begrijpen en aanvaarden ofwel de kracht en mogelijkheid om ze aan te passen.
Als je geestelijk niet in orde bent, kunnen er na verloop van tijd klachten optreden.
Slide 7 - Tekstslide
Sociale gezondheid: hoe jij als individu omgaat met andere mensen en hoe andere mensen reageren op jou als individu.
Aanwezigheid en omvang van sociaal netwerk
Frequentie van sociale contacten
Beleving van sociale contacten
Slide 8 - Tekstslide
Spirituele gezondheid: op zoek gaan naar het doel van het leven, de ervaringsrelatie met jezelf, familie en anderen, de gemeenschap, de samenleving, de natuur en/of een hogere kracht.
Waarden en religie!
Slide 9 - Tekstslide
Sterke wisselwerking tussen de verschillende dimensies
Voorbeeld: Als een jongere zijn been breekt (lichamelijke dimensie) en zich niet meer zelfstandig kan verplaatsen, kan hij misschien niet meer naar de wekelijkse bijeenkomst van de scouts, waardoor hij zich verdrietig (geestelijke dimensie) gaat voelen en op termijn mogelijk ook eenzaam (sociale dimensie).
Slide 10 - Tekstslide
Definitie 1984: ziek zijn is een onevenwicht in één of meerdere dimensies.
Vernieuwde definitie: ziek zijn is niet in staat zijn om de uitdagingen op één of meerdere dimensies in handen te nemen.
Slide 11 - Tekstslide
2. Gezondheidsbevordering en gezondheidsvaardigheden
Slide 12 - Tekstslide
Hoe evenwicht tussen dimensies bereiken?
Gezondheidsvaardigheden = individuele competenties om gezond te zijn en te blijven.
Gezondheidsbevordering = aansporing om bewust en actief om te gaan met je eigen gezondheid en die van anderen.
Slide 13 - Tekstslide
Gezondheidsbevordering aan de hand van drie manieren:
1. Ziektepreventie
2. Gezondheidspromotie
3. Gezondheidsbescherming
Slide 14 - Tekstslide
Ziektepreventie = voorkomen van ziekte of aandoening
3 niveaus:
Primair - secundair - tertiair
Slide 15 - Tekstslide
Gezondheidspromotie = gezondheidstoestand van een groep mensen te verbeteren
Gezondheidsbescherming = individuen beschermen tegen schadelijke invloeden (federale overheid)
Slide 16 - Tekstslide
Wie is Lalonde
Marc Lalonde was de Canadese Minister van Volksgezondheid en Welzijn.
Hij schreef in 1974 een notitie over de volksgezondheid.
Voor 1974, lag de focus bij gezondheidsverbetering vooral op de ziekenhuizen, zoals betere artsen en betere hygiëne.
In deze notitie stond, Gezondheid is afhangelijk van;
erfelijke aanleg
omgeving
gedrag
Deze boodschap en de determinanten (factoren) zijn overgenomen door vrijwel alle autoriteiten (deskundigen) op het gebied van gezondheid.
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Biologische factoren
Biologische factoren zijn de factoren binnen het individu.
Biologische factoren zijn bepaald of erfelijk;
geslacht
kleurenblindheid
genetische aanleg voor bepaalde ziektes
Biologische factoren kunnen ook verworven zijn door de leefstijl of de omgeving;
gewicht
bloeddruk
longfunctie
Slide 19 - Tekstslide
Organisatie van de gezondheidszorg
De wetenschappelijke vooruitgang van de geneeskunde heeft impact op de gezondheid van de bevolking.
De ontwikkelingen in de genetica en het DNA-onderzoek zorgen voor nieuwe mogelijkheden voor de volksgezondheid en de individuele gezondheid.
Slide 20 - Tekstslide
De organisatie van de gezondheidszorg en factoren als kwaliteit en toegankelijkheid van de gezondheidszorg belangrijk.
Naast de curatieve gezondheidszorg is er ook aandacht voor preventieve gezondheidsvoorzieningen;
vaccinaties
leefstijladvies
Slide 21 - Tekstslide
Leefstijl
Leefstijl is combinatie van gedragingen, die gerelateerd zijn aan gezondheid.
Denk aan;
voedingsgewoonten
bewegingspatroon
het omgaan met stress
alcoholgedrag
het omgaan met relaties
Slide 22 - Tekstslide
Gedrag wordt gekoppeld aan gezondheid door;
de kennis van een individu,
de drijfveren om gezond of ongezond te leven
de omgeving waarin iemand leeft.
Slide 23 - Tekstslide
Fysieke en sociale omgeving
Met de fysieke omgeving bedoelen we de samenstelling en vormgeving van woon-, werk- en schoolomgevingen en voorzieningen daarbinnen;
groenvoorzieningen
verkeerssituatie
aanwezigheid van industrie
fietspaden
speelvoorzieningen
Slide 24 - Tekstslide
Slide 25 - Video
Het Lalonde model bevat 4 categorieën. Welke categorie hoort niet bij Lalonde?
A
biologische factoren
B
voorzieningen in gezondheidszorg
C
levensgeschiedenis
D
omgeving
Slide 26 - Quizvraag
Wat is geen biologische factor?
A
geslacht
B
genetische aanleg voor bepaalde ziektes
C
kleurenblindheid
D
gedrag gerelateerd aan gezondheid
Slide 27 - Quizvraag
Met leefstijl wordt een combinatie van gedragingen bedoeld, die gerelateerd zijn aan gezondheid. Onder de gezondheidsdeterminant leefstijl vinden we(meerdere antwoorden zijn goed)
A
voedingsgewoonten
B
biologische factoren
C
bewegingspatroon
D
alcoholgedrag
Slide 28 - Quizvraag
Het model van Lalonde wordt vooral gebruikt voor:
A
voorlichting
B
advies
C
instructie
D
slecht nieuws
Slide 29 - Quizvraag
Soorten gezondheid
Lichamelijke gezondheid a) Uitwendige lichamelijke zorg b) Inwendige lichamelijke zorg
Geestelijke gezondheid
Sociale gezondheid
Slide 30 - Tekstslide
Factoren die gezondheid beïnvloeden
1. Biologische factoren (erfelijkheid)
2. Gedragsfactoren.
3. Milieu factoren
4. Maatschappelijke factoren
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Video
Gedragswiel
3 voorwaarden:
- COMPETENTIES = je moet het kunnen en weten ( een baby kan dit nog niet)
Psychische en lichamelijke competenties
- DRIJFVEREN = je moet het willen
- CONTEXT = het moet mogelijk zijn ( morgen een marathon lopen is meestal niet mogelijk)
Context
Bestaat uit 4 aspecten
1. Fysiek.
Gaat over het materiaal die uw gezondheid ondersteunen. Bv. gezonde reclame, fietspaden.
2. Sociaal - cultureel
Steun of druk je ervaart van de mensen rondom jou.
Culturele aspect heeft veel te maken met godsdienst en seksualiteit. Bv moslims, homoseksualiteit.
3. Economisch
Dit gaat over de kostprijs van gezonde of ongezonde producten.
4. Politiek
De wetten en regels van de overheid.
Competenties
Bestaat uit:
1. Psychisch = je moet beschikken over de kennis om gezond te kunnen leven. Bv. weten dat drugs en alcohol slecht zijn.
2. Fysiek = fysieke mogelijkheid hebben om bv. boodschappen te doen, maaltijd te maken.
Slide 33 - Tekstslide
Milieufactoren
Wat is milieu voor jou?
Maatschappelijke factoren
Sociale contacten, veiligheid, discriminatie,...
Slide 34 - Tekstslide
Gezondheiszorg
Preventief = voorkomen
Curatief = behandelen
Gezondheid in de zorg? Welke klachen kennen jullie? Hoe kan je preventief handelen?
Slide 35 - Tekstslide
GEZONDHEIDSPATROON VOLGENS GORDON
1. Patroon van gezondheidsbeleving en -instandhouding
2. Voeding/stofwisselingspatroon
3. Uitscheidingspatroon
4. Activiteitenpatroon
5. Slaap/rustpatroon
6. Cognitiepatroon
7. Zelfbelevingspatroon
Slide 36 - Tekstslide
GEZONDHEIDSPATROON VOLGENS GORDON
8. Rollen/relatiespatroon
9. Seksualiteit/voortplantingspatroon
10. Stressverwerkingspatroon
11. Waarden/overtuigingenpatroon
Slide 37 - Tekstslide
Het ICF-schema
Slide 38 - Tekstslide
Het ICF
Om het functioneren van mensen te beschrijven heeft de Wereld gezondheidsorganisatie (WHO) in 2001 de ICF gepubliceerd.
ICF is de afkorting van International Classification of Functioning, Disability and Health.
De Nederlandse vertaling van de ICF is verschenen in 2002.
Slide 39 - Tekstslide
Wat is het?
De ICF is een begrippenkader (een soort woordenboek) waarmee het mogelijk is het functioneren van mensen en de eventuele problemen die mensen in het functioneren ervaren te beschrijven plus de factoren die op dat functioneren van
invloed zijn.
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Video
Slide 42 - Video
Herhalingsquiz ICF-schema
Slide 43 - Tekstslide
ICF-model
Ziekte/aandoening
Functies/Anatomische eigenschappen
Participatie
Persoonlijke factoren
Externe factoren
Activiteiten
Slide 44 - Sleepvraag
De afkorting van het ICF staat voor:
A
Internationale Classificatie van de mens
B
Internationale Classificatie van het functioneren van de mens
C
Internationale Cognitieve Fundamenten
D
Inter Cognitief Functioneren
Slide 45 - Quizvraag
Het ICF-schema werd opgemaakt door de WHO?
A
Juist
B
Fout
Slide 46 - Quizvraag
WHO staat voor Wereldgezondheidsorganistatie?
A
Juist
B
Fout
Slide 47 - Quizvraag
Het ICF kan iemands functioneren beschrijven vanuit 3 verschillende factoren
A
Juist
B
Fout
Slide 48 - Quizvraag
Participatie gaat over de deelname aan het maatschappelijk leven.
A
Juist
B
Fout
Slide 49 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van participatie.
Slide 50 - Woordweb
Wat is GEEN persoonlijke factor?
A
Leeftijd
B
Hoe groot je bent
C
Karakter
D
Interesses
Slide 51 - Quizvraag
Geef een voorbeeld van een persoonlijke factor van jezelf.
Slide 52 - Woordweb
Leg uit in je eigen woorden: Externe factoren
Slide 53 - Open vraag
Bij welke factor past volgende zin: "Marie hoort niet zo goed langs haar linker oor."