Paragraaf D H2 (ww-er)

Werkwoorden
 op -er en avoir

De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op -er

Avoir is uniek, heeft eigen vormen die je moet leren


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Werkwoorden
 op -er en avoir

De meeste werkwoorden eindigen in het Frans op -er

Avoir is uniek, heeft eigen vormen die je moet leren


Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen:
  1. Ik ken de regel voor het vervoegen van de werkwoorden op -ER.
  2. Ik ken de persoonlijk voornaamwoorden F/N-N/F.
  3. Ik ken de uitgangen van de werkwoorden op -ER (ezelsbruggetje!)
  4. Ik kan de werkwoorden op -ER op de juiste manier vervoegen en correct in de Franse zin zetten.
  5. Ik kan NL'se zinnen vertalen naar het Frans waarin ik de werkwoorden op -ER correct vervoeg.
  6. Ik ken de vormen, vertaling en gebruik van het werkwoord AVOIR.
  7. Ik kan de vormen van AVOIR in zinnen correct toepassen en vertalen.

Slide 2 - Tekstslide

Aan het eind van de les..
- Weet je wat een werkwoord is
- Ken je het stappenplan van werkwoorden op -er
- Ken je de uitgangen van werkwoorden op -er


Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn werkwoorden op -ER?
Werkwoorden op -ER zijn een van de drie groepen werkwoorden in het Frans. Ze zijn te herkennen aan hun infinitiefvorm die eindigt op -ER. De groep -ER is het grootst.

(groep -RE en -IR leer je in de komende leerjaren)

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden op -er
Deze werkwoorden zijn regelmatig. Wat betekent dit?



     

Slide 5 - Tekstslide

Werkwoorden op -er
Wat is de eerste stap om een regelmatig werkwoord te vervoegen?
A
Je vult de uitgang bij de goede persoon in.
B
Je haalt -er van het werkwoord af.
C
Je schrijft op wat goed klinkt.
D
Je vertaalt het werkwoord.

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoorden op -er

Slide 7 - Tekstslide

Je / J'
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles
Regelmatige werkwoorden op -er
-e
-ent
-ons
-e
-es
-e
-ez
-ent
-e

Slide 8 - Sleepvraag

Regelmatige werkwoorden 
op ER
stam + E
Je
Tu
Il/elle/on
Nous
Vous
Ils/Elles
stam + ES
stam + E
stam +ONS
stam +EZ
stam +ENT

Slide 9 - Sleepvraag

Regelmatige werkwoorden op -ER
Je
tu
il,elle,on
nous
vous
ils, elles
arrivez
préfère
adorons
mangent
déteste
aimes

Slide 10 - Sleepvraag

Is het werkwoord regelmatig of onregelmatig?

Sleep de werkwoorden naar de juiste categorie
dire
demander
Regelmatig
Onregelmatig
être
adorer
avoir
écouter
chanter
aimer
faire
parler

Slide 11 - Sleepvraag

Vertaal:
Jullie zoeken het restaurant.

Slide 12 - Open vraag

Vertaal:
Zij vragen (om) een ijsje.

Slide 13 - Open vraag

avoir
=
hebben
Avoir: il,elle,on
Avoir: nous
Avoir: vous
Avoir: ils,elles
Avoir: tu
Avoir: j'
avons
ont
ai
avez
as
a

Slide 14 - Sleepvraag

j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
Combineer de juiste vorm van 'avoir' met het onderwerp
STAP 1: Grammaire 'Avoir'  hebben
ik heb
jij hebt
hij/zij/men heeft 
wij hebben
jullie hebben/ u heeft
zij hebben

Slide 15 - Sleepvraag

Haal nu een blaadje en vertaal de zinnen die op de volgende slide staan. Lever je vertaalzinnen in bij je docent.

Het zijn zinnen met werkwoorden op -ER én AVOIR. 

Slide 16 - Tekstslide

  1. Wij hebben een probleem.
  2. Luc en Anne zijn dol op het strand.
  3. Philippe kijkt (naar) het boek.
  4. Hij heeft liever pizza.
  5. Marie en Suzanne hebben een probleem.
  6. Jij eet een voorgerecht.
  7. Ik help het kind.
  8. Zij hebben een hekel aan kip.
  9. Zij heeft een pen.
  10. Houd jij van pannenkoeken?
Gebruik: avoir (H1) - aimer - adorer - préférer - détester - manger - regarder - aider.
De woordjes komen uit A, B, E en F.

Slide 17 - Tekstslide

Leerdoelen (herhaling):
  1. Ik ken de regel voor het vervoegen van de werkwoorden op -ER.
  2. Ik ken de persoonlijk voornaamwoorden F/N-N/F.
  3. Ik ken de uitgangen van de werkwoorden op -ER (ezelsbruggetje!)
  4. Ik kan de werkwoorden op -ER op de juiste manier vervoegen en correct in de Franse zin zetten.
  5. Ik kan NL'se zinnen vertalen naar het Frans waarin ik de werkwoorden op -ER correct vervoeg.
  6. Ik ken de vormen, vertaling en gebruik van het werkwoord AVOIR.
  7. Ik kan de vormen van AVOIR in zinnen correct toepassen en vertalen.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Link