dag 1

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Eten.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Vandaag vijf (nieuwe) woorden bij het thema Eten.

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

uiteraard
  • natuurlijk;
  • zeker weten;
  • Zin: Uiteraard is patat ongezond, maar het is wel lekker!
  • Zin: Uiteraard mag u vakantie nemen wanneer u wilt

Slide 2 - Tekstslide

uitkijken
  • goed opletten, zodat er niets erg gebeurt;
  • Werkwoord: ik kijk uit, hij kijkt uit, wij kijken uit;
  • Zin: Kijk uit! Die auto komt bijna tegen jou aan!

Slide 3 - Tekstslide

ruim
  • iets meer dan;
  • Zin: Deze pizza is ruim genoeg voor 4 personen. (deze pizza is meer dan genoeg voor 4 personen.)

Slide 4 - Tekstslide

(de) onzin

  • iets wat niet waar is;
  • iets wat belachelijk is;
  • zin: Het is onzin dat je nooit pizza mag eten, omdat het ongezond is.
  • zin: Wat jij zegt is onzin! Dat is helemaal niet waar.

Slide 5 - Tekstslide

de keuze
  • de keer dat je kiest;
  • de mogelijkheid om te kiezen;
  • Wat is jouw keuze? Pizza of patat?

Slide 6 - Tekstslide

Vul in:
Uiteraard vind ik dit eten lekker:

Slide 7 - Open vraag

Waar wordt het woord
ruim
goed gebruikt?
A
Ik heb 111,24 euro. Dat is ruim 100 euro.
B
Ik heb 111,24 euro. Dat is ruim 110 euro.
C
Ik heb 111,24 euro. Dat is ruim 112 euro.
D
Ik heb 111,24 euro. Dat is ruim 111 euro.

Slide 8 - Quizvraag

Maak een zin met het woord:
de keuze

Slide 9 - Open vraag

Waar wordt het woord
de onzin
goed gebruikt?
A
Wat je zegt is niet waar. Dat is onzin.
B
Misschien is het waar wat je zegt. Dat is onzin.
C
Natuurlijk is dat waar! Dat is onzin.
D
Jij hebt gelijk. Dat is onzin.

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 11 - Tekstslide

Als je de straat oversteekt, moet je goed ............. voor de auto's.

Slide 12 - Open vraag

Wat een ...........! Dat is helemaal niet waar wat je zegt.

Slide 13 - Open vraag

Wil jij nu ... ...... maken? Ik wil weten wat je wilt eten vanavond!

Slide 14 - Open vraag

............. heb ik het goede antwoord gegeven. Ik heb goed geleerd!

Slide 15 - Open vraag

Je hebt ........... de tijd om op school te komen. Het is nu 08.20 uur en de les begint pas over 10 minuten.

Slide 16 - Open vraag

Zinnen maken

Het rad draait een naam, zie je jouw naam dan maak je een zin met een van de woorden.

het schema, de spier, vet, de vitamine en weggooien

Slide 17 - Tekstslide