“De haring die men ving en kon niet lange duuren, […]
Maar Beuckels heeft voor eerst den haring leeren kaaken,
Dat is van alle slijm de vis gesuyvert maaken!
En als dat was gedaen, dan nam hy matig sout, […]
Dat stroyd’ hy in een vat, en daer uyt is begonnen,
Te packen desen visch in wel gemaekte tonnen!”