Formatieve toets 5.4 t/m 5.6

Formatieve toets 5.4 t/m 5.6
duur: 40 minuten
25 vragen
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / TechniekMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Formatieve toets 5.4 t/m 5.6
duur: 40 minuten
25 vragen

Slide 1 - Tekstslide

Elke hefboom heeft een
A
krukas
B
draaipunt
C
handvat
D
motor

Slide 2 - Quizvraag

uitwerking
draaipunt
kracht

Slide 3 - Sleepvraag

Ik weeg 60 kg. Met
welke kracht trekt de
aarde aan mij?
A
6N
B
60 N
C
600 N
D
6000N

Slide 4 - Quizvraag

Je bent zwaarder als je vriend. Je zit samen op een wip. Wie zit het dichtst bij het midden?
A
jij
B
je vriend

Slide 5 - Quizvraag

Eddy (65 kg) zit met zijn kleine zusje Bianca (17 kg)
in de speeltuin op een wip. Bianca zit op een
afstand van 2,5 m vanaf het draaipunt van de wip.

Bereken met de hefboomwet op welke afstand van
het draaipunt Eddy moet gaan zitten.
A
4,42 m
B
44 cm
C
9,6 m
D
65 cm

Slide 6 - Quizvraag

De eenheid van kracht is
A
Newton
B
Joule
C
kilowattuur
D
meter

Slide 7 - Quizvraag

Bij het tekenen van een kracht zijn de volgende factoren belangrijk:
A
richting
B
grootte pijl
C
startpunt
D
dikte van de lijn

Slide 8 - Quizvraag

Een voorbeeld van een hefboom is
A
koevoet
B
wip wap
C
kruiwagen
D
flesopener

Slide 9 - Quizvraag


A
148 N
B
1688N
C
210N
D
1188N

Slide 10 - Quizvraag

Hiernaast zie je een
tekening van een hefboom.
Klopt deze qua getallen?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quizvraag

De schakelaar zit in een schakelschema altijd ........ geschakeld met de motor.
A
serie
B
parallel

Slide 12 - Quizvraag

In een schakelschema van een botsauto is de pedaal te vergelijken met de:
A
energiebron
B
motor
C
serieschakeling
D
schakelaar

Slide 13 - Quizvraag

Hoe noemen we kleine geladen deeltjes die door een stroomdraad bewegen?

Slide 14 - Open vraag

Wat is de formule om het energieverbruik te berekenen?
A
E = P : t
B
E = t : P
C
E = P x t
D
0 = E : P x t

Slide 15 - Quizvraag

Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de eenheid van vermogen?
A
P
B
Watt
C
Volt
D
kilowattuur

Slide 17 - Quizvraag

Een gloeilamp met een vermogen van 40 W staat 1 uur en 30 min aan.

Bereken het energieverbruik?
A
0.052 kWh
B
0.06 kWh
C
52 kWh
D
60 kWh

Slide 18 - Quizvraag

Op een typeplaatje staan vaak de volgende zaken:
A
Vermogen
B
Spanning
C
Energieverbruik
D
tijd

Slide 19 - Quizvraag

Een kachel van 2000 Watt staat 1,5 uur aan. Een kWh kost 0,22 euro. Bereken de kosten van het energieverbruik.
A
660 euro
B
0,29 euro
C
2,90 euro
D
0,66 euro

Slide 20 - Quizvraag

Wat zie je als de spiegel van boven naar beneden hol is:
A
lang hoofd en kleine benen
B
dik
C
korte benen
D
lang hoofd

Slide 21 - Quizvraag

Als licht via een boom in je oog komt noemen we de boom een
A
indirecte lichtbron
B
directe lichtbron
C
diffuse lichtbron
D
spiegelende lichtbron

Slide 22 - Quizvraag

De rode lijn op de afbeelding hiernaast maakt deel uit van de
A
wet van behoud van massa
B
wet van behoud van energie
C
spiegelwet
D
wet van Archimedes

Slide 23 - Quizvraag

De rode lijn op de afbeelding hiernaast noemen we
A
de invallende lichtstraal
B
de teruggekaatste lichtstraal
C
de normaal
D
de spiegel

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de spiegelwet?
A
"letters die je in een spiegelbeeld ziet zijn omgekeerd"
B
"Hoek van inval is gelijk aan hoek van terugkaatsing"
C
"bolle spiegels zijn groter dan holle spiegels"
D
"een spiegel is altijd vlak"

Slide 25 - Quizvraag

In het rechter
plaatje is
sprake van
A
spiegelende terugkaatsing
B
diffuse terugkaatsing

Slide 26 - Quizvraag

In het linker
plaatje is
sprake van
A
spiegelende terugkaatsing
B
diffuse terugkaatsing

Slide 27 - Quizvraag