Via Vervolg - T2 - H2 - spelling en grammatica (deel 2)

VIA Vervolg 
Thema 2 - Eten & Drinken

Hoofdstuk 2 - spelling & grammatica
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VIA Vervolg 
Thema 2 - Eten & Drinken

Hoofdstuk 2 - spelling & grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van de les:
* Weet ik wat de stam van een werkwoord is.

* Kan ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.

(ik, jij, hij/zij, wij, jullie, zij)

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een ander woord voor de stam?

Slide 3 - Woordweb

De tegenwoordige tijd
De tegenwoordige tijd is de tijd van nu. 
Een werkwoord in de tegenwoordige tijd geeft aan dat iets gebeurt of dat iets op dit moment zo is. 
Bijvoorbeeld:
-Ik koel het drankje met ijsklontjes.
-Mijn vriendin dekt de tafel.
-Wij bestellen ons eten online. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Werkwoordschema
Als je een werkwoord in de 
tegenwoordige tijd wilt 
vervoegen, kun je daarvoor 
een schema gebruiken. 

Ik
stam
Jij/u
stam + t
Hij/zij
stam + t
Wij
hele werkwoord
Jullie
hele werkwoord
Zij
hele werkwoord

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen
Het werkwoord: koken

Ik
stam
kook
Jij/u
stam + t
kookt
Hij/zij
stam + t
kookt
Wij
hele werkwoord
koken
Jullie
hele werkwoord
koken
Zij
hele werkwoord
koken

Slide 7 - Tekstslide

Een stam die eindigt op -d
Sommige werkwoorden hebben een stam die eindigt op een -d.
Ook aan deze stam voeg je achter de -d een extra -t.
Het werkwoord eindigt dan op -dt
Bijvoorbeeld bij de werkwoorden verbranden of worden. 

Als er je of jij achter het werkwoord staat, schrijf je alleen de stam van het werkwoord. 

Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen
Het werkwoord: verbranden

Ik
stam
verbrand
Jij/u
stam + t
verbrandt
Hij/zij
stam + t
verbrandt
Wij
hele werkwoord
verbranden
Jullie
hele werkwoord
verbranden
Zij
hele werkwoord
verbranden

Slide 9 - Tekstslide

Sterke en zwakke werkwoorden
Er zijn 2 soorten werkenwoorden: sterke en zwakke werkwoorden. 
Je moet goed weten of een werkwoord sterk of zwak is voordat je het in de verleden tijd gaat vervoegen.

Als je twijfelt kun je dit controleren met het TaXiKoFSCHiP.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Sterke werkwoorden
Sterke werkwoorden zijn werkwoorden die in de verleden tijd van klank veranderen.

Hele werkwoord
Ik-vorm
Wij-vorm
eten
ik at
wij aten
geven
ik gaf
wij gaven
roepen
ik riep
wij riepen

Slide 12 - Tekstslide

Verbranden: hij/zij......

Slide 13 - Open vraag

Worden: ik....

Slide 14 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:
" De kwaliteit .... (worden) gecontroleerd."

Slide 15 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:
"Mijn tante ....(begrijpen) de gebruiksaanwijzing niet."

Slide 16 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:
" In de zomer ...... (consumeren) wij veel fruit. "

Slide 17 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:
" Hij .... (reserveren) een tafeltje in het restaurant."

Slide 18 - Open vraag

Jij behandelt de serveerster niet vriendelijk.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 19 - Quizvraag

Vroeger konden de mensen levensmiddelen niet zo lang bewaren.
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd

Slide 20 - Quizvraag

Leven
A
Ik leefte
B
Ik leefde

Slide 21 - Quizvraag

reizen
A
Mijn broer reisde
B
Mijn broer reiste

Slide 22 - Quizvraag

Geven (verleden tijd)
A
Ik geef
B
Ik gaf

Slide 23 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Maak opdracht 6 t/m 12 bladzijde 114 t/m 121.


Klaar?
Studiemeter 
(Via Starttaal online --> Via Vervolg --> Thema 2 --> spelling en grammatica (vervoegen in de tegenwoordige tijd)

Slide 24 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord op de juiste manier:
" Verse kruiden ..... (vinden) jij toch het lekkerst? "

Slide 25 - Open vraag

Check:
Aan het eind van de les:
* Weet ik wat de stam van een werkwoord is. 

* Kan ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.

(ik, jij, hij/zij, wij, jullie, zij vorm)

Slide 26 - Tekstslide

Volgende week:
- Hoofdstuk 2 Spelling en grammatica onderdeel Verleden tijd.
- Hoofdstuk 2 Spelling en grammatica onderdeel Tegenwoordige tijd en verleden tijd door elkaar.

Slide 27 - Tekstslide