VIa Vervolg thema 2 - spelling & grammatica vt

VIA Vervolg 
Thema 2 - Eten & Drinken

Hoofdstuk 2 spelling & grammatica
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

VIA Vervolg 
Thema 2 - Eten & Drinken

Hoofdstuk 2 spelling & grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Aan het eind van de les:
Kan ik werkwoorden in de verleden tijd vervoegen.
(ik, jij, hij/zij, wij, jullie, zij vorm)

Slide 2 - Tekstslide

Type de hij vorm van:
Dammen - Vinden - Rennen - Worden - Roepen - Verbranden

Slide 3 - Open vraag

Nakijken vorige week:
- Opdracht 7 op bladzijde 115 - 116

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoorden verleden tijd
Zwakke werkwoorden
Zijn werkwoorden waarvan de klank in de verleden tijd hetzelfde blijft. 

Dus er komt dan TE of TEN achter / DE of DEN
TE/DE bij--> ik, jij, u, hij, zij
TEN/DEN --> wij, jullie, zij

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Werkwoorden verleden tijd
TaXiKoFSCHiP --> Mixen
1) Neem het hele werkwoord en haal daar EN vanaf.
Niet de stam opschrijven
2) Is de laatste letter een TXKFSCHP dan schrijf je een TE / TEN 
Mixte/ten


Slide 7 - Tekstslide

Werkwoorden verleden tijd
TaXiKoFSCHiP --> Schaven
1) Neem het hele werkwoord en haal daar EN vanaf.
Niet de stam opschrijven.
2) s de laatste letter een TXKFSCHP?
3) Schav --> Nee dan eindigt de verleden tijd op DE /DEN

Schaafde / schaafden



Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht:
- Je krijgt een werkwoord.
- Zoek een andere leerling die hetzelfde werkwoord heeft.
- Zoek in de klas een leeg blad en vul het formulier samen in.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht:
Maken opdracht 9 t/m 16 bladzijde 117 t/m 125.

Klaar?

Studiemeter 
(Via Starttaal online --> Via Vervolg --> 
Thema 2 --> Spelling & grammatica --> 
Vervoegen in tegenwoordige tijd / Vervoegen in de verleden tijd)

Slide 11 - Tekstslide

Check:
Aan het eind van de les:
Kan ik werkwoorden in de tegenwoordige tijd vervoegen.
(ik, jij, hij/zij, wij, jullie, zij vorm)

Slide 12 - Tekstslide

't ex-Kofschip
't sexy fokschaap

Slide 13 - Tekstslide

't ex kofschip / 't sexy fokschaap 
Hele werkwoord - en = de stam
- wel in 't sexy fokschaap > + te (n)
- wel in 't ex kofschip > + te (n)

Laatste letter van de stam:
- niet in 't sexy fokschaap > de (n)
- niet in 't ex kofschip > + te (n)

Slide 14 - Tekstslide

Vul in:
Na de gymles van gister .... (zweten) ik heel erg.

Slide 15 - Open vraag

Gisteren (wachten) ik op de trein.
A
wachtte
B
heb gewacht
C
wachte
D
wacht

Slide 16 - Quizvraag

Vul in:
Gisteren ....... (bleven) hij wachten tot jij klaar was met werken.

Slide 17 - Open vraag

Gisteren (komen) Marit te laat.
A
komde
B
kwam
C
komt
D
kwamen

Slide 18 - Quizvraag

Vul in:
Mijn moeder ...(toveren) afgelopen kerst een heerlijk diner op tafel

Slide 19 - Open vraag