H4.4

Vandaag: de volgorde bepaal je zelf:
  • Bekijk en maak deze lesson-up
  • Lees 4.4 en bekijk de bronnen en dikgedrukte woorden
  • Maak 4.4: de 'gewone' opgaven en 60

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vandaag: de volgorde bepaal je zelf:
  • Bekijk en maak deze lesson-up
  • Lees 4.4 en bekijk de bronnen en dikgedrukte woorden
  • Maak 4.4: de 'gewone' opgaven en 60

Slide 1 - Tekstslide


4.4 Hulp bij zwangerschap

Begrippen:
IVF
ICSI
KI
embryo
eeneiige tweeling
twee-eiige tweeling
Siamese tweeling




Prenatale diagnostiek:
DNA-test 
- vlokkentest
- vruchtwaterpunctie
- navelstrengpunctie
- NIPT test
echoscopie

abortus
ongeslachtelijke voortplanting
kloon
weefselkweek
geslachtelijke voortplanting


Indeling les
Start - zelf lezen - verwerken - nakijken
5 min - 10 min - 15 min - 5 min 

Slide 2 - Tekstslide

IVF en ICSI
Soms is er sprake van verminderde vruchtbaarheid. Dan lukt zwanger worden minder goed. 

IVF: in vitro (glas) fertilisatie 
ICSI: intra cytoplasmatische spermacel injectie


Slide 3 - Tekstslide

In welke situatie wordt er gebruik gemaakt worden van IVF?
A
De man maakt te weinig spermacellen
B
De vrouw maakt niet voldoende HCG aan bij zwangerschap
C
De eileiders zijn geblokkeerd door een chlamydia-infectie
D
De vrouw is al twee keer zwanger geweest van een tweeling

Slide 4 - Quizvraag

Wanneer is IVF geen optie maar is ICSI wel zinvol?

Slide 5 - Open vraag

Zodra een zygote ontstaat na de IVF/ICSI is de cel...
A
haploïd, n
B
haploïd, 2n
C
diploïd, n
D
diploïd, 2n

Slide 6 - Quizvraag

In-vitrofertilisatie (ivf)

Slide 7 - Tekstslide

Intra-cytoplasmatische sperma-injectie
 (ICSI)

Slide 8 - Tekstslide

Tijdens een ICSI wordt een eicel doorboort in...
A
de celwand
B
het celmembraan
C
celwand + celmembraan
D
Geen van beide

Slide 9 - Quizvraag

Wie heeft een verminderde vruchtbaarheid wanneer artsen gebruik maken van ICSI?
A
De man
B
De vrouw
C
Beide
D
Geen van beide

Slide 10 - Quizvraag

Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling

Slide 11 - Tekstslide

Sara is een eeneiige tweeling.
Heeft zij een tweelingbroer of een tweelingzus?
timer
0:45
A
Tweelingbroer
B
Tweelingzus
C
Kun je niet weten

Slide 12 - Quizvraag

Een twee-eiige tweeling is een tweeling die ontstaan is uit:
A
Eén eicel en één zaadcel
B
Twee eicellen en twee zaadcellen
C
Eén eicel en twee zaadcellen
D
Twee eicellen en één zaadcel

Slide 13 - Quizvraag

Een gezin heeft twee tweelingen.
-Tweeling A is een jongen en een meisje,
- tweeling B zijn twee jongens.

Wat voor type tweelingen zijn A en B?
A
Tweeling A is een-eiig, Tweeling B is twee-eiig
B
Tweeling A is een-eiig Tweeling B is een-eiig
C
Tweeling A is twee-eiig Tweeling B is twee of een-eiig
D
Tweeling A is twee-eiig Tweeling B is een-eiig

Slide 14 - Quizvraag

Prenatale diagnostiek
Onderzoek naar de gezondheid van het embryo /  de baby
DNA van het kind
10 weken vlokkentest
12 weken NIPT test
16 weken vruchtwaterpunctie
19 weken navelstreng punctie

Echoscopie --> o.a. nekplooimeting

Slide 15 - Tekstslide

NIPT (Niet Invasieve Prenatale Test)
Bij een NIPT test wordt het DNA materiaal van de foetus niet uit de baarmoeder gehaald, maar uit het bloed van de moeder. In dit DNA wordt dan gezocht naar eventuele trisomieën.

Slide 16 - Tekstslide

Verschil tussen de testen

Slide 17 - Tekstslide

Vruchtwaterpunctie
Vlokkentest
Nipt-test

Slide 18 - Sleepvraag

Klonen d.m.v. embryosplitsing, 
bekijk en lees de afbeelding goed.

Slide 19 - Tekstslide

Klonen d.m.v. embryosplitsing,
bekijk en lees de afbeelding goed.

Slide 20 - Tekstslide

Klonen bij planten (1)
= weefselkweek

Slide 21 - Tekstslide

Wat is GEEN vorm van klonen?
A
Embryosplitsing
B
Stekken
C
ICSI
D
Weefselkweek

Slide 22 - Quizvraag

Welke vorm van klonen kan je uitvoeren bij een volwassen dier?
A
Embryosplitsing
B
Celkerntransplantatie

Slide 23 - Quizvraag

Ongeslachtelijke voortplanting vindt plaats d.m.v. welke type celdeling?
A
mitose
B
meiose

Slide 24 - Quizvraag

Klonen bij planten (2)
Je maakt gebruikt een stukje van een plant en maakt daar weer een nieuwe plant van.
 
= Stekken

Slide 25 - Tekstslide

Huiswerk
Lees 4.4 en/of bekijk de bronnen en dikgedrukte woorden.
Maak 4.4: de 'gewone' opgaven en 60.

Slide 26 - Tekstslide