Re/Ta 1D Zinsontleding t/m bijwoordelijke bepaling 17/4

Zinsontleding t/m bijwoordelijke bepaling 
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Zinsontleding t/m bijwoordelijke bepaling 

Slide 1 - Tekstslide

Persoonsvorm
1. Zin vragend maken
De persoonsvorm komt vooraan te staan

2. Verander het onderwerp van enkelvoud naar meervoud
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

3. Tijd veranderen
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm

Slide 2 - Tekstslide

Even oefenen...
Wat is de persoonsvorm?

De leraar heeft de leerling een waarschuwing

gegeven na de pauze.


Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordelijk gezegde
Alle werkwoorden in de zin


Het werkwoordelijk gezegde kan bestaan uit;
  • De persoonsvorm 
  • + Alle andere werkwoorden in de zin

Slide 4 - Tekstslide

Even oefenen...
Wat is het werkwoordelijke gezegde?


De leraar / heeft / de leerling een waarschuwing
PV                                        
gegeven na de pauze.


Slide 5 - Tekstslide

Onderwerp

Wie / wat + werkwoordelijk gezegde
  1.  Zoek het werkwoordelijk gezegde
  2.  Vraag: wie of wat + werkwoordelijk gezegde
  3.  Het antwoord op die vraag is het onderwerp

Slide 6 - Tekstslide

Even oefenen...
Wat is het onderwerp?

De leraar / heeft / de leerling een waarschuwing
PV                                       
/ gegeven / na de pauze.              
WWG                                       

Slide 7 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Wie / wat + werkwoordelijk gezegde + onderwerp

Je moet twee dingen weten:
  • Wie/wat doet er iets? (onderwerp)
  • Wat doet diegene?
(pv + werkwoordelijk gezegde)



Slide 8 - Tekstslide

Even oefenen....
Wat is het lijdend voorwerp?


 / De leraar / heeft / de leerling een waarschuwing
O            PV                                                     
/ gegeven / na de pauze. 
WWG                         

Slide 9 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Aan wie of voor wie + gezegde + onderwerp en lijdend voorwerp

  • Het komt alleen voor in zinnen met een lijdend voorwerp
  • Het gezegde heeft iets met 'geven' of  'zeggen' te maken.
  • Het begint met 'aan' of je kunt er 'aan' voor denken. 

Slide 10 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp

Slide 11 - Tekstslide

Even oefenen...
Wat is het meewerkend voorwerp?

 / De leraar / heeft / de leerling / een waarschuwing /
O              PV                                             LV          
/ gegeven / na de pauze. 
WWG                         


Slide 12 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling
Bijwoordelijke bepalingen geven antwoord op de vragen als:
  • Waar?
  • Wanneer?
  • Hoe?
  • Waardoor?
  • Waarin?

In één zin kunnen verschillende bijwoordelijke bepalingen staan. 

Slide 13 - Tekstslide

Even oefenen...
Wat zijn de bijwoordelijke bepalingen?

 / De leraar / heeft / de leerling / een waarschuwing /
O             PV              MV                               LV        
/ gegeven / na de pauze.
WWG                       

Slide 14 - Tekstslide

Zelfstandig werken
Ga aan de slag met NUMO.

timer
25:00

Slide 15 - Tekstslide