T3, K2, Lektion 4, pers. vnw. en voorzetsels 4e nv., geslacht zelfst. nw.

T3, K2, Lektion 2, persoonlijk voornaamwoord,  voorzetsels 4e nv. en geslacht van het zelfst. naamwoord
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

T3, K2, Lektion 2, persoonlijk voornaamwoord,  voorzetsels 4e nv. en geslacht van het zelfst. naamwoord

Slide 1 - Tekstslide

persoonlijke
voornaamwoorden

Slide 2 - Woordweb

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval
durch = door
für = voor
gegen = tegen
ohne = zonder
um = om

Slide 4 - Tekstslide

Voorzetsels 4e naamval
Ich habe durch dich gewonnen.
Hast du das für mich gemacht?
Sie spielen gegen euch.
Er ist ohne ihn gekommen.
Wir machen uns Sorgen um Sie.

Slide 5 - Tekstslide

Welke persoonlijke voornaamwoorden van de eerste naamval ken je?

Slide 6 - Open vraag

Welke persoonlijke voornaamwoorden van de vierde naamval ken je?

Slide 7 - Open vraag

(Ik) ____ bin fertig.
A
Mich
B
Mein
C
Ich
D
Mir

Slide 8 - Quizvraag

Welke voorzetsels van de vierde naamval ken je?

Slide 9 - Open vraag

(hen) Bist du gegen ____?
A
ihn
B
Sie
C
sie
D
ihr

Slide 10 - Quizvraag

(u) Haben ____ mich vergessen?
A
Sie
B
ihr
C
ihn
D
sie

Slide 11 - Quizvraag

(jou) Ich habe ein Geschenk für ____.
A
du
B
dich
C
ihn
D
ihm

Slide 12 - Quizvraag

(ons) Meine Eltern fahren ohne ___ nach Bonn.
A
wir
B
euch
C
sie
D
uns

Slide 13 - Quizvraag

(het) Er ist ohne ____ gekommen.
A
sie
B
ihn
C
es
D
uns

Slide 14 - Quizvraag

Geslacht van het zelfstandig naamwoord
- Zelfstandige naamwoorden zijn woorden, waar je een lidwoord voor kan zetten
- In het Duits schrijf je alle zelfst. nw. met een hoofdletter
- Ze zijn: mannelijk (m), vrouwelijk (v) of onzijdig

Slide 15 - Tekstslide

mannelijk (der):
- mannelijke persoons- en diernamen: der Junge, der Stier, ...
- mannelijke beroepen: der Lehrer
- de namen van de dagen: der Montag, der Dienstag, …
- de maanden: der Januar, der Februar, …
- de dagdelen: der Mittag, der Abend, ...
- de jaargetijden: der Sommer, der Herbst, …

Slide 16 - Tekstslide

vrouwelijk (die):
- vrouwelijke persoons- en diernamen: die Oma, die Kuh, die Katze,...
- vrouwelijke beroepen: der Lehrerin, ...
- woorden op –heit: die Freiheit, ....
- woorden op –keit: die Möglichkeit, ....
- woorden op –ung: die Übung, die Hoffnung, ....
- de meeste woorden op –e: die Adresse, die Toilette, ....

Slide 17 - Tekstslide

onzijdig (das):
- vaak het-woorden: das Kind, das Pferd, das Lied, ....
- (verklein)woorden op -chen: das Mädchen, das Märchen, ...

Slide 18 - Tekstslide

meervoud (die):
- die Abende, die Übungen, die Kinder

Slide 19 - Tekstslide

Weet je het nog? Welk lidwoord krijgen onzijdige zelfstandige naamwoorden?

Slide 20 - Open vraag

_____ Frau
A
der
B
das
C
die

Slide 21 - Quizvraag

_____ Kinder
A
der
B
das
C
die

Slide 22 - Quizvraag

_____ Kind
A
der
B
das
C
die

Slide 23 - Quizvraag

_____ Pferd
A
der
B
das
C
die

Slide 24 - Quizvraag

_____ Heizung
A
der
B
das
C
die

Slide 25 - Quizvraag

_____ Schaffner
A
der
B
das
C
die

Slide 26 - Quizvraag

_____ März
A
der
B
das
C
die

Slide 27 - Quizvraag

_____ Mittag
A
der
B
das
C
die
D
den

Slide 28 - Quizvraag

_____ Freundlichkeit
A
der
B
das
C
die

Slide 29 - Quizvraag

_____ Märchen
A
der
B
das
C
die

Slide 30 - Quizvraag

_____ Katze
A
der
B
das
C
die

Slide 31 - Quizvraag

_____ Stier
A
der
B
das
C
die
D
die

Slide 32 - Quizvraag

_____ Winter
A
der
B
das
C
die

Slide 33 - Quizvraag

_____ Kindergärtnerin
A
der
B
das
C
die

Slide 34 - Quizvraag

_____ Onkel
A
der
B
das
C
die

Slide 35 - Quizvraag

_____ Freiheit
A
der
B
das
C
die

Slide 36 - Quizvraag

_____ Mädchen
A
der
B
das
C
die

Slide 37 - Quizvraag

Herhaling:
Bezittelijke
voornaamwoorden

Slide 38 - Woordweb

Bezittelijke voornaamwoorden, 1e naamval

Slide 39 - Tekstslide

(mijn) Das ist ____ Tasche.
A
mein
B
dein
C
sein
D
meine

Slide 40 - Quizvraag

(haar) Ist das ____ Vater?
A
mein
B
ihr
C
dein
D
sein

Slide 41 - Quizvraag