Adverbs and Adjectives

Lesson aims
  •  After this lesson you will understand the difference between adjectives and adverbs and know how to use them.
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lesson aims
  •  After this lesson you will understand the difference between adjectives and adverbs and know how to use them.

Slide 1 - Tekstslide

Adjectives

- zegt iets over een zelfstandig naamwoord
- geeft antwoord op de vraag 'wat'
                   I see a _______ car.
                   That _____ car is mine.
-staat vóór het zelfstandig naamwoord

Slide 2 - Tekstslide

Adjectives
                                                 Uitzonderingen:
-wordt gebruikt na de volgende werkwoorden: 
                         be: The car is red.
                         taste, smell, look, sound, feel
                                            I feel amazing.
                                            This cake tastes delicous.
                                            You look beautiful.

Slide 3 - Tekstslide

Which sentences have an adjective?
(more than one answer possible)
A
The blue car crashed.
B
The band sounds terrible.
C
The man spoke gently to her.
D
The lady is mysterious.

Slide 4 - Quizvraag

Adverbs
- zegt iets over een woord dat niet een zelfstandig naamwoord is (werkwoord, bijwoord, bijv. nw)

-er zijn verschillende soorten adverbs, bijv.:
   1. geeft antwoord op de vraag 'hoe'
               He plays badly.
   2. geeft antwoord op de vraag 'hoe vaak'
                He usually plays on Thursday.


Slide 5 - Tekstslide

Adverb - hoe
1. Zegt iets over een verb (werkwoord)
He plays piano beautifully. 
The referee watches carefully

2. Zegt iets over een adjective (bijvoeglijk naamwoord)
This is an incredibly difficult exercise.
That was surprisingly easy.

3. Zegt iets over een andere adverb (bijwoord)
She sings really beautifully.
He plays the saxophone incredibly smoothly.

Slide 6 - Tekstslide

Spellingsregels Adverbs
1. Zet LY achter de adjective
beautiful - beautifully
2. Adjectives die eindigen op Y veranderen in ILY
easy - easily
3. Adjectives die eindigen op LE veranderen in LY
terrible - terribly
4. Adjectives die eindigen op IC krijgen ALLY
fantastic - fantastically
5. Uitzonderingen uit je hoofd leren:
fast - fast       long - long       hard - hard      good - well

Slide 7 - Tekstslide

Which sentences have an adverb? (meer dan één antwoord mogelijk)
A
The dog walked quickly.
B
The food tastes delicious.
C
The boy hits hard.
D
She plays good.

Slide 8 - Quizvraag

Exercise 1
Change the adjectives into adverbs

Only type the adverb

Slide 9 - Tekstslide

excited

Slide 10 - Open vraag

careful

Slide 11 - Open vraag

good

Slide 12 - Open vraag

fast

Slide 13 - Open vraag

fantastic

Slide 14 - Open vraag

awful

Slide 15 - Open vraag

bad

Slide 16 - Open vraag

Adverbs - bijwoorden
Adjectives - bijvoeglijk naamwoorden
beautiful
beautifully
quickly
quick
good
well

Slide 17 - Sleepvraag

Exercise 2
Go to Classroom and open the opdracht 
Adjective and Adverbs

Do the worksheet, and we will look at the answers together.

Slide 18 - Tekstslide

Adverbs of Frequency
(hoe vaak je iets doet of gebruikt)

usually   sometimes   never   always   rarely

-vóór het hoofdwerkwoord
        I usually swim in the pool.
-na 'to be' 
        I am usually at the pool.
-tussen een hulp ww en het ww
         I can usually swim at the pool.

Slide 19 - Tekstslide

candy / get / at my grandparents' house / I / never/ when I visit.

Slide 20 - Open vraag

to church / goes /always / on Sundays / she

Slide 21 - Open vraag

at home/ the guitar well / I / can / usually / play

Slide 22 - Open vraag

was /cold and wet / it / last winter / really / in Holland

Slide 23 - Open vraag

How do you feel about this LessonUp?
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

What did you learn today?

Slide 25 - Open vraag

Have a great weekend!

Slide 26 - Tekstslide

Follow up
Study for your grammar test by:

Slide 27 - Tekstslide