P3 - Week 1 t/m 2 Medicijnen algemeen

1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen algemeen

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Theorie van Thieme Meulenhoff
Verpleegtechnische handelingen
Voorbehouden handelingen
VTH 9 medicijnen

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opbouw van de lessen
  • Aanwezigheid
  • Uitleg lessen week 1 t/m 2 
  • Leerdoelen les 1 t/m 3
  • Voorkennis activeren
  • Kort de theorie
  • Zelfstandig doorlopen van de presentatie en opdrachten maken
  • Leerdoelen behaald (les 3)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Studenten vullen die formulier in ter voorbereiding op de praktijkles in week 4.
Bekijken ook filmpjes over dit onderwerp op Thiemen.


www.vilanskickprotocollen.nl

Inhoud lessen week 1 t/m 2
  • Wat zijn medicijnen en welke namen hebben ze?
  • De werking van medicijnen
  • Risico’s van medicijnen
  • Hoe kun je medicijnen verkrijgen?
  • Soorten medicijnen
  • Algemene aandachtspunten bij medicijngebruik
  • Medicatieveiligheid
  • Medicijnen bewaren
  • Medicijnen uitzetten
  • Medicijnen toedienen

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen les 1 t/m 2
De student:
  • Kan de verschillende medicijngroepen herkennen en medicatie  hieronder verdelen
  • Kan uitleggen wat werken volgens de regel van 5 inhoud, en waarom dit  verplicht is
  • Weet waar hij de werking en de risico’s van medicijnen op kan zoeken
  • Kan de algemene aandachtspunten bij medicijngebruik benoemen, en de   medicijnveiligheid behouden
  • Kan medicijnen, bewaren, uitzetten en toedienen

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een medicijn?

Een medicijn is een chemische stof (of een combinatie van meerdere chemische stoffen) met een genezende werking op mens en/of dier. 

Een medicijn wordt ook wel geneesmiddel of medicament genoemd.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn medicijnen en welke namen hebben ze ?
Medicijnen noem je ook wel geneesmiddelen of medicamenten. 
In een medicijn zit een werkzame chemische stof

Medicijnen hebben vaak drie soorten namen:
Chemische-, soort-  of groepsnaam  = tot welke groep behoort het medicijn
Generieke- of stofnaam = geeft de werkzame stof van het medicijn aan
Merk- of handelsnaam = Fabrikanten geven de stof hun eigen merknaam of handelsnaam, omdat ze geld willen verdienen aan een medicijn. 

Slide 9 - Tekstslide

Verschillende soorten medicijnen
Er zijn veel verschillende soorten medicijnen. Medicijnen zijn onderverdeeld in een aantal groepen. De groepen die behandeld worden, zijn er in verschillende toedieningsvormen. Om al deze soorten te kunnen onderscheiden, wordt er gewerkt met diverse namen.

Chemische, soort- of groepsnaam. Een medicijn hoort over het algemeen tot een bepaalde groep medicijnen. Deze groepsnaam is voor alle medicijnen die bij dezelfde groep horen hetzelfde, bijvoorbeeld antibiotica of antidepressiva.

Stof- of generieke naam. Om aan te geven wat de werkzame stof van het medicijn is, wordt gebruikgemaakt van een stofnaam of generieke naam. Medicijnen die bij dezelfde groep horen, hebben vaak een overeenkomst in een deel van de generieke naam. Door bij de stofnaam te kijken naar het laatste deel van de naam, kun je dan gemakkelijker herleiden bij welke groep het medicijn hoort. Het is niet altijd zo dat medicijnen van een groep allemaal de laatste letters hetzelfde hebben.

Merknaam of handelsnaam. Fabrikanten geven de stof hun eigen merknaam of handelsnaam, omdat ze geld willen verdienen aan een medicijn. Hierdoor kan een medicijn onder diverse namen in de verkoop zijn. Om kostenbesparend te kunnen werken, komt het voor dat een zorgvrager de medicijnen niet consequent in dezelfde verpakking krijgt aangeleverd als hij een herhalingsrecept afhaalt bij de apotheek. De stofnaam en de dosering blijven hetzelfde, maar de merknaam kan verschillen. Het kan zijn dat de hulpstoffen in het medicijn daarnaast ook verschillen. Als een zorgvrager hierdoor een afwijkend effect van de medicijnen ervaart, kan de arts een verzoek indienen om uitsluitend een specifiek 'merkmedicijn' voor te schrijven. In deze situatie kan het zo zijn dat de zorgverzekeraar weigert het duurdere medicijn te vergoeden en dat de zorgvrager zelf voor de extra kosten moet opdraaien. De persoon die de medicijnen voorschrijft, moet dan met een heel duidelijke reden komen en een apart verzoek indienen om alsnog vergoeding aan te vragen.

Zo eindigt de stofnaam of generieke naam van de groep benzodiazepinen vaak met '(zep)am': diazepam, temazepam, lorazepam, bromazepam en midazolam. Diazepam (stofnaam) is bekend onder de merknamen Valium®, Stesolid®, Diazepamum® en Diazemuls®.

Een merknaam begint met een hoofdletter en wordt gevolgd door het teken ®. Het teken ® betekent dat het een merknaam is die in Nederland is geregistreerd. Voor diazepam is dit bijvoorbeeld: Valium® of Stesolid®

bijv Voltaren® (diclofenac). De eerste naam is de merknaam die de farmaceutische industrie aan het product geeft, met een hoofdletter en beschermd merkteken ®.
De tweede naam (diclofenac) is de generieke naam die niet met een hoofdletter hoeft te beginnen. Deze naam is vaak een aanduiding van de werkzame scheikundige stof in het medicijn.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Soorten medicijnen
  • Medicijnen in vloeibare vorm (drankjes, druppels en   injectievloeistoffen)
  • Medicijnen in vaste vorm (Tabletten, Dragees, Capsules,   Zetpillen, Vaginaal tabletten)
  • Medicijnen in poedervorm en pleisters (zalf, strooipoeder en   pleisters)
  • Medicijnen met een verlengde werking (retard)

Slide 12 - Tekstslide

Tabletten, dragees en capsules kunnen zo gemaakt zijn dat de werkzame stof niet in de maag vrijkomt, maar pas in de dunne darm. Zo kan het maagzuur het medicijn niet aantasten. Ze mogen nooit gekauwd of gebroken worden.
Tabletten, dragees en capsules kunnen als bijzondere eigenschap ook een verlengde werking hebben. 
Ze vallen in de maag of de darm langzaam uiteen. Daardoor komt de werkzame stof langzaam vrij. Achter de naam van het medicijn staat dan vaak ‘retard’, wat langzaam betekent. Het voordeel van deze middelen is dat de zorgvrager ze minder vaak hoeft in te nemen.

Op welke manieren kun
je medicijnen toedienen?

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor dient een medicijn?

  • het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn;
  • het stellen van een geneeskundige diagnose;
  • het herstellen, verbeteren of wijzigen van fysiologische functies in het lichaam.




Slide 14 - Tekstslide

Door het binnendringen van schadelijke stoffen in het lichaam kunnen veranderingen in de chemische reacties optreden. Dan ontstaat er een ziekte.
Met behulp van medicijnen wordt geprobeerd die reacties zo te beïnvloeden dat de klachten verdwijnen.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Placebo-effect
Een placebo is een middel dat er wel als geneesmiddel uitziet, maar geen werkzame stoffen bevat. Een soort neppil dus.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de uitleg en medicijn naar het juiste vakje
bijv. corona
vaccin
bijv.
paracetamol
Voorkomen van ziekte
Verminderen van klachten door suggestie
Bestrijden of verzachten van de gevolgen van een ziekte
Bestrijden van de oorzaak van een ziekte
profylactische werking
causale werking
symptoom-
bestrijding
Placebo
bijv. antibiotica

Slide 17 - Sleepvraag

causale werking = Werking gericht op de oorzaak van een ziekte of aandoening.

Symptoombestrijding = Middel (veelal medicatie) dat slechts de waarneembare verschijnselen van een ziekte of stoornis bestrijdt (en dus niet de onderliggende oorzaak).

Profylactische werking = om het ontstaan van een ziekte of ongewenste situatie te voorkomen. De werking is dus preventief.
Farmacotherapeutisch Kompas of apotheek.nl

www.farmacotherapeutischkompas.nl of
Download nu de app op jouw tablet of telefoon: FK 
of ga naar: www.apotheek.nl

Hierin kun je informatie opzoeken van medicijnen.
Deze app of website heb je nodig voor de praktijkopdracht!! 

Slide 18 - Tekstslide

Het Farmacotherapeutisch Kompas is een gemeenschappelijke uitgave van de zorgverzekeraars, waarin prijsvergelijkingen en adviezen staan. Ook vind je er over elke groep medicijnen een korte uitleg.

Medicatie toedienen
Medicijnen kunnen op twee manieren worden toegediend:

enteraal, dat wil zeggen via het maag-darmkanaal 
parenteraal, dat wil zeggen via een andere weg.

Enteraal:
via de mond = per os (bijv. tablet, dragee, capsule)
via de anus = rectaal (bijv. zetpil)

Slide 19 - Tekstslide

Als je medicijnen per os geeft, zal je er meestal een ruime hoeveelheid water bij geven. Je mag niet zomaar een andere vloeistof geven (bijvoorbeeld melk), omdat die een wisselwerking kan hebben met het medicijn.

Wanneer een lokaal effect gewenst is, zal men eerder voor een lokaal medicijn kiezen. Voor een meer algemeen resultaat (opname in het bloed zodat het medicijn in het hele lichaam komt) geeft men doorgaans een tabletje.


Zoek op in Thiemen:
Noem voorbeelden van parenterale toedieningswijze

Slide 20 - Open vraag

via de huid: zalf en (antirook)pleisters;
via slijmvliezen: het druppelen van ogen;
via lichaamsholten: oordruppels, vaginaaltabletten of -crèmes;
per inhalatie: denk aan alle middelen voor COPD-patiënten;
per injectie: intraveneus, intracutaan, subcutaan of intramusculair
Farmokinetiek
Farmokinetiek = Proces van wat een medicijn doet met het lichaam.
Dit wordt ingedeeld in vier fasen:
  • absorptie (opnemen);
  • distributie (verdeling);
  • metabolisme (omzetten);
  • eliminatie (uitscheiding).




Slide 21 - Tekstslide

absorptie = De snelheid en de mate waarmee de werkzame stof wordt opgenomen in het lichaam.

Distributie = Verdeling van het medicijn over het lichaam.

metabolisme = Stofwisseling; de chemische processen die met het
 opbouwen, in stand houden en afbreken van levend weefsel te maken hebben. 
(medicijnen door de lever worden omgezet)

eliminatie = Uitscheiding van medicijnen door het lichaam.
Hoe kun je medicijnen verkrijgen?
1. Via Apotheek en drogist (vrij verkrijgbaar, niet vergoed door ZV)


2. Op naam en recept via de apotheek. Recept wordt voorgeschreven door een arts, tandarts, verloskundigen, psychiaters of verpleegkundig specialist








Slide 23 - Tekstslide

disciplines die een recept mogen voorschrijven, zijn (huis)artsen, tandartsen, verloskundigen of psychiaters.

Bij het voorschrijven van medicijnen houdt de arts rekening met leeftijd, lengte, lichaamsgewicht en aandoening van de zorgvrager. Zo heeft een kind bijvoorbeeld veel minder van een bepaald medicijn nodig dan een volwassen man van 90 kilo.

Tegenwoordig gaan recepten via de computer rechtstreeks naar de apotheek. Een digitale handtekening in het elektronisch dossier doet de rest. Een zorgvrager moet toestemming geven voordat er inzage in het dossier mag plaatsvinden en voordat deze gegevens met andere disciplines gedeeld mogen worden.

Wat moet er op een recept staan?
  • datum van voorschrijven;
  • naam en geboortedatum van de zorgvrager;
  • opnamenummer (of ziekenhuisnummer in het ziekenhuis);
  • naam van het medicijn (stof- of merknaam);
  • dosering (hoeveelheid en concentratie);
  • wijze van toediening;
  • wanneer relevant: aanwijzingen voor gereedmaken van de medicijnen, bijvoorbeeld wel/niet malen;
  • duur van het gebruik;
  • wanneer innemen: voor, na of tijdens de maaltijd;
  • naam, adres en handtekening van de behandelaar.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet op verpakking medicijn staan?
  • naam en geboortedatum van de zorgvrager;
  • opnamenummer (of ziekenhuisnummer in het ziekenhuis);
  • naam apotheek;
  • afleveringsdatum;
  • naam van het medicijn (stof- of merknaam);
  • dosering (hoeveelheid en concentratie);
  • wijze van toediening;
  • bewaarvoorschriften (hoe iets bewaard moet worden);
  • uiterste gebruiksdatum;
  • waarschuwingen (bijvoorbeeld: raadpleeg voor gebruik de bijsluiter, buiten bereik van kinderen bewaren)









Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Medicijnen op recept in de instelling
De verpleegkundige die verantwoordelijk is voor de medicatietoediening, vraagt (nadat de arts het recept heeft voorgeschreven) medicijn aan bij de apotheek die verbonden is aan de instelling. Als het medicijn op de afdeling arriveert, controleert de verpleegkundige het medicijn, registreert het en dient het toe aan de zorgvrager.

Slide 26 - Tekstslide

Als een zorgvrager naast de voorgeschreven medicatie nog andere (vrij verkrijgbare) middelen gebruikt, vertel je dat de middelen invloed kunnen hebben op de voorgeschreven medicatie. Adviseer de zorgvrager naar de (huis)arts of apotheker te gaan en na te vragen of de combinatie van medicijnen verantwoord is of niet.

Risico's van medicijnen
Het gebruiken van medicijnen kan risico’s met zich meebrengen. Zoals:

  • bijwerkingen
  • cumulatie
  • Interactie of wisselwerking
  • verslaving
  • gewenning

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Weet je wat de woorden op de vorige dia betekenen? Zoek dit op in Thiemen

Slide 28 - Open vraag

Een medicijn werkt alleen als het op de plaats komt waar het nodig is. Via het bloed komt het middel ook op plaatsen waar het niet nodig is. Het medicijn kan dan een ongewenste werking hebben: er kunnen bijwerkingen optreden.
Een bijwerking is een ongewenste reactie bij gebruik van een normale dosering van een medicijn.
De bijwerkingen van een medicijn staan altijd vermeld in de bijsluiter en kunnen worden opgezocht in de eerdergenoemde naslagwerken. Veelvoorkomende bijwerkingen zijn: hoofdpijn, misselijkheid, duizeligheid, jeuk, maagpijn, gewenning en verslaving.
Iedere zorgvrager reageert anders op een middel en kan zelf het best aangeven welke veranderingen er optreden. Er zijn ook zorgvragers die de veranderingen niet kunnen aangeven. De volgende punten zijn dan van groot belang:
Observeer en rapporteer je observaties zorgvuldig.
Schakel zo nodig een arts in.
Cumulatie en interactie
Cumulatie betekent ophoping. Een ophoping van medicijnen kan ontstaan doordat er te veel van geslikt wordt of doordat het medicijn te langzaam wordt afgebroken. De concentratie in het bloed wordt te hoog, waardoor een vergiftiging kan ontstaan.
Medicijnen kunnen elkaar ook tegenwerken. Daarom houdt een apotheker precies bij welke medicijnen een zorgvrager krijgt. Als de apotheker ontdekt dat de medicijnen elkaar versterken of juist tegenwerken, neemt hij contact op met de behandelend arts en stelt hij het medicijnplan in overleg bij.
Verslaving en gewenning
Als iemand geestelijk of lichamelijk afhankelijk wordt van een medicijn, is er sprake van verslaving. Het lichaam is gewend aan regelmatige toevoer van de verslavende stof en heeft zich daarop ingesteld. Wanneer die toevoer stopt, is er een gebrek aan die verslavende stof en ontstaan er ontwenningsverschijnselen. Er zijn lichamelijke ontwenningsverschijnselen, zoals trillen, transpireren, zich ziek voelen, en psychische ontwenningsverschijnselen, zoals een sterk verlangen naar het middel.
Een ander verschijnsel is gewenning. Iemand heeft dan meer van het middel nodig om hetzelfde effect te ervaren. Zo heeft iemand die laxantia gebruikt op den duur steeds meer van het middel nodig om hetzelfde effect te verkrijgen. Wanneer men stopt met het middel, ontstaan er echter geen ontwenningsverschijnselen.
Observaties
Na het toedienen van medicijnen moet je de zorgvrager altijd observeren. Je observeert of hij eventueel bijwerkingen heeft die beschreven zijn in de bijsluiter. 
Observeer:
Allergische reactie
Anafylactische shock

Slide 29 - Tekstslide

Er kan bijvoorbeeld sprake zijn van een allergische reactie. Dan heeft de zorgvrager last van jeuk of eczeem, en in het ergste geval kan er een anafylactische shock optreden. 
De zorgvrager gaat dan bleek zien en heeft koud, klam zweet. Hij wordt misselijk en kan bewusteloos raken. Het is een levensbedreigende situatie. Je roept direct een arts op, die acuut moet komen, want de bewusteloosheid kan snel intreden. De arts bepaalt het verdere beleid. 
Afwijkende observaties kunnen ook het gevolg zijn van een fout doordat de regel van vijf niet gehanteerd is.

Algemene aandachtspunten bij medicijngebruik
  • Toon de juiste beroepshouding
  • Houd rekening met de levensfase en zorgcategorie van de     zorgvrager
  • Voorzie de zorgvrager van de juiste informatie
  • Houd je aan de voorschriften en wetten omtrent   medicatieverstrekking

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regels en voorschriften hanteren
  • Raak medicijnen niet met je blote handen aan
  • Je gebruikt de regel van 5 bij het controleren, uitzetten en verstrekken van de medicatie. (De    5 J’s of High5 van medicatieveiligheid)
  • Weet wat je geeft!!!
  • Weet wanneer dubbele controle voor toediening nodig is
  • Medicijnen mogen niet zomaar in de vuilnisbak worden gegooid

Slide 31 - Tekstslide

Raak de medicijnen niet met je blote handen aan. De werkzame stof kan via de poriën in je lichaam komen, waardoor overgevoeligheid of uitslag kan ontstaan. (vooral bij antibiotica en hormoonpreparaten) Bovendien is het niet hygiënisch.

Opiaten zijn pijnstillende middelen die verslavend kunnen werken, zoals opium, morfine, cocaïne, heroïne en methadon. Deze medicijnen vallen onder de Opiumwet.
De apotheker zorgt ervoor dat de middelen op de afdeling aanwezig zijn, in een speciaal kastje. Hij houdt op formulieren ook precies bij wie hoeveel opiaten krijgt toegediend.
Het opiatenkastje wordt dagelijks gecontroleerd door een verantwoordelijke zorgverlener in samenwerking met de apotheker.


Niet in vuilnisbak want dat kan het milieu schaden of gevaarlijke situaties opleveren als kinderen ze vinden. Ze worden altijd bij de apotheker gebracht, die ze vervolgens vernietigt. 
De zorgverlener die medicijnen gereedmaakt moet hiervoor .... zijn
A
bevoegd
B
bekwaam
C
bevoegd en bekwaam
D
niet bevoegd en bekwaam

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat moet je van het medicijn weten 
Als je medicijnen gaat delen, zorg dat je op de hoogte bent van:
  • de werking van het medicijn
  • van de gebruikelijke dosering
  • van factoren die de werking kunnen beïnvloeden
  • van bijwerkingen en reacties
  • van toedieningsmethoden.

Slide 33 - Tekstslide

Met deze kennis kun je de zorgvrager voldoende voorlichten voordat hij het medicijn inneemt, of helpen als hij er vragen over heeft.
Waarom worden de 5J's gebruikt bij medicijnen geven en waar staan ze voor?

Slide 34 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe controleer of je aan de juiste persoon het medicijn geeft?
A
geboortedat. zeggen, zv zegt of het klopt
B
Aan de zorgvrager zijn naam vragen
C
Aan de zorgvrager zijn geboortedatum vragen
D
Je weet gewoon dat het de juiste zorgvrager is

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een GDS ?

Slide 36 - Open vraag

GDS = geneesmiddel distributiesysteem
Een Geneesmiddel distributiesysteem (GDS) is een verpakking waarin medicijnen zijn verdeeld in eenheden per toedieningstijdstip en op naam van een individuele cliënt. Een GDS kan helpen dat een cliënt langer zelf zijn eigen medicatie kan beheren.
Voorbeelden van GDS
Er zijn verschillende soorten geneesmiddel distributiesystemen, zoals:
Medicijnen op een rol (baxtersysteem)
Medicijndoos
Etui met losse dagcassettes
de Slimme medicijndispenser Medido


Slide 37 - Tekstslide

Medicijnen op een rol: Het systeem medicijnen op een rol (baxtersysteem) is een alternatief voor het uitzetten van medicijnen in medicijndozen. Dit systeem is ontstaan om uitzetfouten te voorkomen. Apothekers zetten de medicijnen uit met behulp van een geautomatiseerd distributiesysteem voor geneesmiddelen. Bij medicijnen op een rol zijn tabletten per zorgvrager per toedieningstijdstip in een doorzichtig zakje verpakt. De aan elkaar gesealde zakjes worden in de vorm van een medicatierol per zorgvrager afgeleverd. Als verpleegkundige moet je de medicijnen controleren, als je ze aan de zorgvrager geeft.
Medicijndoos: Dit is een geneesmiddeldistributiesysteem voor een week met een vaste indeling van hokjes die allemaal even groot zijn.
Etui met losse dagcassettes: Dit zijn medicijnen voor een week met een te verschuiven indeling van hokjes.
Welke medicijnen moeten dubbel gecontroleerd worden voordat je het aan de zorgvrager verstrekt?
Zoek op www.zorgvoorbeter.nl

Slide 38 - Open vraag

Voor losse risicovolle medicatie is een dubbele controle belangrijk. Dit geldt alleen voor medicatie die op de lijst 'dubbel te controleren medicatie' staat. Bij de dubbele controle van losse risicovolle medicatie moeten weer 5 dingen worden gecontroleerd: juiste cliënt, juiste medicijn, juiste dosis, juiste vorm en juiste tijd.

Dubbele controle is niet nodig bij medicatie die in een geneesmiddel distributiesysteem (GDS, zoals een medicatierol) wordt aangeleverd. Bij deze voorverpakte medicatie is de apotheker verantwoordelijk voor de inhoud van de zakjes, doosjes of trays; de eerste controle is dan gedaan door de apotheek.

   

Opiaten
Opiaten staan níet op de lijst 'dubbel te controleren medicatie'. 

Extra controle en administratie bij opiaten heeft te maken met voorkomen van misbruik, en wordt geëist vanuit de Opiumwet. Daarom zijn bij beheer van opiaten controles ingebouwd.

Opiaten controleer je daarom meestal met 2 personen, je tekent dit af en sluit de opiatenkast af met een sleutel of code. (Hoe zit dat op jouw BPV?)

Slide 39 - Tekstslide

Opiaten zijn pijnstillende middelen die verslavend kunnen werken, zoals opium, morfine, cocaïne, heroïne en methadon. Deze medicijnen vallen onder de Opiumwet.
De apotheker zorgt ervoor dat de middelen op de afdeling aanwezig zijn, in een speciaal kastje. Hij houdt op formulieren ook precies bij wie hoeveel opiaten krijgt toegediend.
Het opiatenkastje wordt dagelijks gecontroleerd door een verantwoordelijke zorgverlener in samenwerking met de apotheker.

Het risico bij opiaten is vooral misbruik. Daarom zijn er wel aparte regels voor het bewaren. Er zijn wel organisaties die afspreken om opiaten wél dubbel te controleren, om hiermee het risico op misbruik te verkleinen. Het staat organisaties vrij om dit binnen de organisatie zo af te spreken.

Wie is verantwoordelijk als de zorgvrager weigert zijn medicijnen in te nemen?
A
de zorgvrager zelf
B
jij, je hebt de medicijnen aangereikt
C
de arts
D
de teamleider

Slide 40 - Quizvraag

Wanneer een zorgvrager medicijnen weigert, is dat de verantwoordelijkheid van de zorgvrager
Je rapporteert het wel aan de arts. 
Probeer een zorgvrager het belang van de behandeling uit te leggen. Als de zorgvrager de medicijnen dan nog niet wil innemen, probeer je de reden te achterhalen. Misschien smaakt het medicijn vies en kan het worden vervangen door een ander middel.
Vooral bij kinderen en bij zorgvragers met een verstandelijke beperking kan dit een groot bezwaar zijn.

Er zijn nog diverse andere redenen denkbaar:
  • Het medicijn helpt niet. 
  • De zorgvrager denkt dat hij het verkeerde medicijn krijgt.
  • De toediening is pijnlijk.
  • Het moment komt slecht uit.
  • Er zijn bezwaren van culturele of religieuze aard.
  • Het lukt niet om het medicijn door te slikken.
  • Slechte ervaringen met andere middelen.
Medicatieveiligheid
Het gaat om veilige zorg voor de cliënt én om veilig werken
voor de zorgmedewerker.

Medicatieveiligheid gaat over alle activiteiten die zijn gericht op de juiste voorschrijving, aflevering en het juiste gebruik van geneesmiddelen. Een medicatiefout is elke fout in het proces van voorschrijven, ter hand stellen/afleveren, opslag/beheer, gereedmaken, toedienen/registreren en evalueren, ongeacht of er schade is opgetreden

Slide 41 - Tekstslide

Een van de grootste gezondheidsrisico's  bij een verblijf in een ziekenhuis is een medicatiefout!

Maak een melding van de fout die je hebt gemaakt. Deze melding wordt gedaan in een bijbehorend registratiesysteem, waar iedere zorgorganisatie over beschikt. De Kwaliteitswet zorginstellingen stelt dit verplicht.
Ieder registratiesysteem heeft een eigen naam. De meest voorkomende zijn:
Melding Incidenten Bewonerszorg (MIB);
Veilig Incidenten Melden (VIM);
Melding Incidenten Cliënten (MIC);
Fouten of Bijna Ongevallen ().
Een dergelijk regisFOBOtratiesysteem zorgt ervoor dat (bijna-)fouten in de toekomst voorkomen worden, door verbeteringen door te voeren waar zorgorganisaties van kunnen leren.

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Je bent vandaag verantwoordelijk voor de medicijnverstrekking. Hoe kun je op een veilige manier medicijnen uitzetten/geven?

Slide 43 - Open vraag

Zowel in de instelling als in de thuissituatie is het bij het uitzetten van belang dat je je goed kunt concentreren.
Je zoekt een rustige omgeving. Meestal is dat een aparte kamer op de afdeling. Je gaat systematisch en op de volgende wijze te werk.
Zet de medicijnen altijd alleen uit en uitsluitend als je de verantwoordelijkheid hebt voor de medicijnen.
Zet de medicijnen per zorgvrager uit en gebruik daarbij de medicijnkaart van de betreffende zorgvrager.
Controleer de medicijnen zoals hiervoor is beschreven en plaats het medicijn in het bakje waarop de naam van de betreffende zorgvrager is vermeld. In de instelling worden de medicijnen na het uitzetten nogmaals gecontroleerd door een andere verpleegkundige.
Denk aan de regel van vijf.
Wanneer je nieuw voorgeschreven medicijnen voor een zorgvrager in handen krijgt, ga je ze controleren. Je gebruikt hierbij de medicijnkaart of -klapper en stelt jezelf de volgende vragen.
Komt het medicijn overeen met het voorgeschreven medicijn?
Kloppen de naam en de geboortedatum van de zorgvrager?
Is de hoeveelheid in milligrammen (mg) of milliliter (ml) juist?
Is de dosering juist?
Klopt de toedieningswijze?
Je kunt op de volgende manieren veilig medicijnen geven:
- Doe een lichtgevend jasje aan met de tekst 'niet storen'.
- Je geeft de pieper aan iemand anders.
- Je geeft aan je collega's duidelijk aan dat je medicijnen gaat delen en niet kunt worden gestoord.
Ga naar Thieme Meulenhoff en bekijk het filmpje op de volgende slide
(zet wel eerst Thieme Meulenhoff open)

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Maak de verwerkingsopdrachten 1,2 en 3
zie link volgende slide

Slide 46 - Tekstslide

Tijdens onderzoeken wordt er gekeken naar wat het lichaam doet met de medicijnen. Dit noem je ook wel farmacokinetiek. Dit wordt ingedeeld in vier fasen:
absorptie (opnemen); Bij absorptie wordt er gekeken naar de snelheid waarmee en de mate waarin de werkzame stof wordt opgenomen in het lichaam. 
distributie (verdeling); Nadat het medicijn in het lichaam is opgenomen, wordt het medicijn verdeeld over het lichaam
metabolisme (omzetten); medicijnen worden door de lever omgezet,
eliminatie (uitscheiding): het medicijn wordt uitgescheiden

Slide 47 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen bereikt?
  • Kan de verschillende medicijngroepen herkennen en medicatie   hieronder verdelen
  • Kan uitleggen wat werken volgens de regel van 5 inhoud, en waarom dit   verplicht is
  • Weet waar hij de werking en de risico’s van medicijnen op kan zoeken
  • Kan de algemene aandachtspunten bij medicijngebruik benoemen, en   de medicijnveiligheid behouden
  • Kan medicijnen, bewaren, uitzetten en toedienen

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Praktijklessen
Je maakt ter voorbereiding op de praktijklessen de opdrachten die staan in de planner bij "Praktijkles". Neem je uitwerking mee naar de praktijkles. Niet gemaakt, geen deelname aan les!

Print de opdrachten uit, heb je nodig in de les.

De medicijnen die mevrouw van de Velden krijgt, werk je helemaal uit . Maak gebruik van de FK app of apotheek.nl:
Indicatie, contra-indicatie, bijwerkingen, wisselwerking, manier van toedienen.


Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Volgende theorieles
Beluister ter voorbereiding op les 3 theorie vaardigheden de powerpoint:

Het medicatie toedienen via oog, neus en oor

Schrijf je vragen op


Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies