Noteer de werkwoordsvormen in onderstaand tekstje.
De werkwoordsvormen zijn: pv, vdw en inf.
1. Zoek eerst de persoonsvormen en benoem die (pv).
2. Bekijk en benoem daarna de andere werkwoorden.
Voorbeeld:
Vandaag is er een brandalarm geweest.
is = pv
geweest – vdw
Alle leerlingen moesten naar het grasveld gaan.
moesten = pv
gaan = inf