Herhaling hoofdstuk 3 Imperium Romanum (klas 1)

Hoofdstuk 3 Imperium Romanum
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 Imperium Romanum

Slide 1 - Tekstslide

3.1 Van stadstaat tot wereldrijk
  • Romeinse Rijk begon als stadstaat, later wereldrijk.
  • Groot sterk leger, over goede wegen. Ook meer handel, geld i.p.v. ruilhandel.
  • Tijdens stadstaat, koning, daarna Romeinse Republiek.
  • Senaat geleid door 2 consuls.
  • Consul Julius Caesar erg machtig, werd 10 jaar dictator.
  • Caesar vermoord in senaat, burgeroorlog volgde. 
  • Adaoptiezoon Octavianus werd keizer. Begin Pax Romana.

Slide 2 - Tekstslide

3.1 Van stadstaat tot wereldrijk
  • Caesar veroverde veel gebieden als legerleider.
  • Romeinen geïnteresseerd in Griekse cultuur.
  • Namen Griekse Goden over.
  • Romeinse tijd: Republiek wordt geleid door senaat en 2 consuls.
  • Tegenwoordige tijd: Republiek is land met president en een volksvertegenwoordiging.
  • In democratie volksvertegenwoordigers gekozen door alle bewoners.

Slide 3 - Tekstslide

Waardoor ontstond de Romeinse Republiek
A
Romeinse bevolking had de koning weg gejaagd.
B
Doordat de Romeinen met elkaar hadden overlegd.
C
Rome is nooit een Republiek geweest.

Slide 4 - Quizvraag

Waarom werd Julius Caesar vermoord en wie volgde hem op?

Slide 5 - Open vraag

Welke cultuur namen de Romeinen als voorbeeld?
A
Zichzelf
B
Fransen
C
Grieken
D
Arabieren

Slide 6 - Quizvraag

Wat deden de Romeinen om ervoor te zorgen dat de legers snel verplaatst konden worden?

Slide 7 - Open vraag

3.2 Langs de Limes
  • Romeinen bouwden soms forten, langs de limes.
  • Hierdoor ontstaan steden.
  • Door komst Romeinen, begin historie in Germania Inferior.
  • Lokale bevolking romaniseert. 
  • Geld, huwelijken, Romeinse villa's en thermen.
  • Heel soms opstanden tegen de Romeinen.
  • In 69 na Chr, Bataafse opstand o.l.v. Julius Civilus.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe ontstonden steden in Nederland tijdens de Romeinse tijd?

Slide 9 - Open vraag

Hoe noemden de Romeinen ons gebied?
A
Hollandia
B
Batavia
C
Germania Inferior
D
Germanië

Slide 10 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van Romanisering.

Slide 11 - Open vraag

Wat moesten bewoners van veroverde gebieden doen?
A
Stukken grond afstaan en belasting betalen
B
Belasting betalen en de oogst delen met de Romeinen
C
Hun huizen openstellen voor Romeinse soldaten
D
Niets

Slide 12 - Quizvraag

3.3 Brood en spelen
  • Romeinse Rijk was agrarisch-stedelijke samenleving.
  • Verschillen tussen Romeinen erg groot (arm en rijk).
  • Sommige arme Romeinen (proletariërs) waren boer geweest. 
  • Rijke Romeinen gaven soms eten, geld en onderdak. Maar was niet gratis.
  • Slaaf om verschillende redenen, ook verschillende soorten slaven.
  • Soms werden ze vrijgelaten.
  • Rijke mensen ontspande in thermen.
  • Arme mensen gingen naar gladiatorengevechten, entertainment om opstanden te voorkomen.

Slide 13 - Tekstslide

Rome was een agrarisch stedelijke samenleving, wat is dit?
A
Mensen leven vooral in de stad, een klein aantal op het platteland.
B
Mensen leven vooral op het platteland, een klein aantal in de steden.
C
Mensen leven vooral van de handel
D
Mensen leven vooral van de industrie

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn proletariërs?

Slide 15 - Open vraag

Wie keken vooral naar de gevechten tussen gladiatoren?
A
Armen
B
Rijken

Slide 16 - Quizvraag

Noem 2 redenen waarom iemand slaaf werd.

Slide 17 - Open vraag

3.4 Het christendom
  • Jezus reisde rond en vertelde over God.
  • Bedreigend voor Romeinen, namen hem gevangen en kruisigden hem.
  • Volgelingen werden Christenen genoemd.
  • Wegen in Rome waren goed/veilig, hierdoor Christendom snel verspreid.
  • Sprak veel mensen, maar christen zijn was ook gevaarlijk.
  • Christendom groeide, waren goed georganiseerd. 
  • Leider van groep was Bisschop, bisschop v. Rome werd paus.
  • In 312 werd Constantijn christen door droom. In 394, onder Theodosius staatsgodsdienst.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen het joodse geloof en de Romeinse godsdienst?

Slide 19 - Open vraag

Waarom sprak het christendom veel mensen aan?
A
Je ontving geld als je christen werd.
B
Voor ieder goed mens was er een plekje in de hemel.
C
Het christendom sprak niet veel mensen aan.
D
Iedereen was ongelijk

Slide 20 - Quizvraag

Geef een voorbeeld van een feit en een mening.

Slide 21 - Open vraag

Onder welke leider werd het christendom een staatsgosdienst?
A
Constantijn
B
Theodosius
C
Caesar
D
Augustus

Slide 22 - Quizvraag

3.5 Het einde van het Romeinse Rijk

  • In 3e eeuw problemen in Romeinse Rijk.
  • In 395 Romeinse Rijk opgesplitst (Oost en West-Romeinse Rijk).
  • Stammen van buiten het rijk op rooftocht in het Romeinse Rijk. 
  • Volken vluchtten (o.a. voor de Hunnen). Hierdoor volksverhuizing.
  • Sommige volken kwamen tot in Rome. In 476 werd niet Romeinse generaal keizer, einde v/h West-Rom Rijk. Oost-Rom Rijk nog 1000 jaar.
  • Veel Romeinse uitvindingen gebleven (o.a. riolering, jaarkalender, geloof).
  • Grieks-Rom cultuur werd vergeten, pas eeuwen later opnieuw ontdekt.

Slide 23 - Tekstslide

Waardoor kwam het Romeinse Rijk in de problemen?
A
Barbaren vielen in het oosten het Romeinse Rijk aan.
B
Inwoners weigerden belasting te betalen.
C
Meerdere mensen wilde leider zijn van het Romeinse Rijk.
D
Ze konden geen opvolger vinden, dus er was geen leider.

Slide 24 - Quizvraag

Geef een omschrijving van het begrip volksverhuizing.

Slide 25 - Open vraag

Hoe lang bleef het Oost-Romeinse Rijk nog bestaan?
A
Niet, viel tegelijk uiteen met het West-Romeinse Rijk.
B
500 jaar
C
1000 jaar
D
Het bestaat nog steeds.

Slide 26 - Quizvraag

Noem 3 Romeinse uitvindingen die we vandaag de dag nog gebruiken.

Slide 27 - Open vraag