5.2 onderzoeksvaardigheden

Hoofdstuk 5
'Onderzoeksvaardigheden'
1 / 57
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 57 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 5
'Onderzoeksvaardigheden'

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Excursie Rechtbank 13 mei!
  • We gaan maandag middag 13 mei op excursie naar de Rechtbank.
  • We gaat halverwege lesuur 4 (11.45 uur) weg.  Je gaat op eigen gelegenheid
  • Je bent uiterlijk 12.45 uur aanwezig
  • We spreken af bij het beeld
  • Adres:
    Parnassusweg 280, 1076 AV Amsterdam

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Excursie Rechtbank 13 mei!
  • We gaan maandag middag 13 mei op excursie naar de Rechtbank.
  • We gaan op uur 5 weg.  Je gaat op eigen gelegenheid
  • Je bentuiterlijk 12.45 uur aanwezig zijn

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Excursie Rechtbank 13 mei!
  • De locatie van de rechtbank Amsterdam is Parnassusweg 280.
  • Een legitimatiebewijs is verplicht voor iedereen.
  • Wees minimaal 30 minuten voor aanvang van de zitting aanwezig bij de rechtbank, zodat de groep tijd heeft om door de beveiliging te gaan.
  • Zorg dat de leerlingen zo min mogelijk rugzakken meenemen. Ook andere attributen, zoals passers, kunnen de beveiligingsprocedure vertragen.
  • Mobiele telefoons moeten tijdens de voorlichting én de zitting uitgeschakeld zijn.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Terugblik vorige les
  • Weten hoe je objectieve bronnen kunt selecteren
  • Weten wanneer bronnen betrouwbaar en representatief zijn
  • De begrippen wetmatigheden en kans
  • Het verschil tussen kwantitatief en kwalitatief onderzoek
  • Vier verschillende meetinstrumenten



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sleep de afbeeldingen naar het juiste meetinstrument.
Enquête
Interview
Observatie
Experiment

Slide 7 - Sleepvraag

Deze opdracht is een aanleiding om de verschillende meetinstrumenten te bespreken. 
§5.2 Variabelen en hypothesen

Slide 8 - Tekstslide

Pagina 84

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer deze les?
  • Je weet wat variabelen zijn en kunt deze herkennen in een bron.
  • Je weet het verschil tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen en kunt deze toepassen
  • Je weet wat een hypothese is, hoe je dit kunt toepassen bij het doen van onderzoek en kunt een hypothese herkennen in een bron.
  • Je weet hoe je een conceptueel model moet opstellen en wat je uit een conceptueel model kunt afleiden

Ik weet...

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variabele
Variabele is een kenmerk van een object, actor of samenleving dat kan variëren. 
in je onderzoek ga je deze variabelen meten

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypothese
Toetsbare stelling, een veronderstelling van hoe de werkelijkheid in elkaar zit.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conceptueel model
In een conceptueel model wordt de invloed van variabelen weergeven, bijvoorbeeld:  
Zonlicht
Gemoedstoestand

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypothese
Wat zegt het boek:
Op basis van literatuuronderzoek en eigen inzichten doen wetenschappers in hun onderzoeksopzet een toetsbare uitspraak over de waarschijnlijke resultaten van hun eigen onderzoek. Zo'n toetsbare uitspraak of stelleng noemen we een hypothese. Let op!!! een hypothese is geen vraag maar een stelling die je gaat onderzoeken. Een hypothese eindigt dus nooit met een vraagteken!!

Meestal:
Als X dan Y
Hoe meer/minder X, des te meer/minder Y

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

(On)afhankelijke variabelen
Onafhankelijke variabele
Afhankelijke variabele
De variabele die als oorzaak wordt gezien voor het veranderen van een andere variabele.
De variabele die wordt beïnvloedt door een of meer onafhankelijke variabelen.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk nauwkeurig conceptueel model kun je afleiden uit het filmpje?
'Hoe hoger het opleidingsniveau, hoe groter de kans op een hoger inkomen' 
Wat is de onafhankelijke (O) en wat is de afhankelijke (A) variabele in dit geval?
A
O: inkomen A: opleidingsniveau
B
O: opleidingsniveau A: inkomen

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer deze les?
Maken: tekstverkenners paragraaf 5.2
Hoe: zelfstandig
tijd: 15 min
klaar: maken vraag 7 & 8 (blz 96)
Toepassen

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Vrouwen hebben een grotere kans zich ziek te melden dan mannen. Oudere werknemers hebben een grotere kans ziek te zijn dan jongere werknemers.
  2. Bijvoorbeeld: jongere werknemers tussen de 15 en 25 jaar zullen zich zo min mogelijk ziekmelden omdat ze (nog) geen vast contract hebben, of wellicht in minder comfortabele nulurencontracten zitten. Zij zullen makkelijker ontslagen worden of niet kunnen profiteren van doorbetaling bij ziekteverzuim (omdat ze bijvoorbeeld een nulurencontract hebben) en daarom sneller besluiten te blijven werken wanneer zij ziek zijn dan een oudere werknemer in vaste dienst.
  3. Voor een werkgever kan het minder aantrekkelijk zijn om een oudere werknemer in dienst te nemen: oudere werknemers hebben privé wellicht meer verantwoordelijkheden (bijvoorbeeld de zorg van kinderen) dat maakt dat ze zich sneller ziekmelden. Ziekteverzuim kost een werkgever geld en bovendien is het niet bevorderlijk voor de continuïteit van de organisatie.
  4. In bron 1 worden de leeftijd en sekse van de werknemer als voorspeller van ziekteverzuim genoemd. Die zitten op het microniveau. In grafiek 1 wordt de sector of bedrijfstak genoemd. Dat is een variabele op het meso- of macroniveau.
  5.  In hoeverre heeft de bedrijfstak waarin mensen werkzaam zijn invloed op de mate van ziekteverzuim?
  • In de gezondheidszorg is het percentage ziekteverzuim met 5% een van de bedrijfstakken met het hoogste ziekteverzuim, terwijl financiële instellingen met 3% ziekteverzuim gezien kunnen worden als een bedrijfstak met relatief weinig ziekteverzuim. Een mogelijke verklaring is de werkdruk. Het zou kunnen dat de gemiddelde werkdruk in de gezondheidszorg als hoger wordt ervaren dan bij financiële instellingen.
  • Nee, dat kun je niet zeggen omdat het in de tabel gaat over gemiddelden per groepen/bedrijfstakken. Op basis van die gemiddelden per groepen mag je geen uitspraak doen over individuen in die groepen: je gaat er dan namelijk van uit dat iedereen in die groep dezelfde gemiddelde kenmerken heeft. Dat is zeer onwaarschijnlijk. Het zou best kunnen dat Saar en Janna (door andere omstandigheden) juist afwijken van het gemiddelde van die groepen. Wanneer je (foutieve) uitspraken doet over individuen op basis van groepsgemiddelden dan noemen we dat een ecologische fout.

Vraag 7

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


  • 6 In de gezondheidszorg is het percentage ziekteverzuim met 5% een van de bedrijfstakken met het hoogste ziekteverzuim, terwijl financiële instellingen met 3% ziekteverzuim gezien kunnen worden als een bedrijfstak met relatief weinig ziekteverzuim. Een mogelijke verklaring is de werkdruk. Het zou kunnen dat de gemiddelde werkdruk in de gezondheidszorg als hoger wordt ervaren dan bij financiële instellingen.
  • 7. Nee, dat kun je niet zeggen omdat het in de tabel gaat over gemiddelden per groepen/bedrijfstakken. Op basis van die gemiddelden per groepen mag je geen uitspraak doen over individuen in die groepen: je gaat er dan namelijk van uit dat iedereen in die groep dezelfde gemiddelde kenmerken heeft. Dat is zeer onwaarschijnlijk. Het zou best kunnen dat Saar en Janna (door andere omstandigheden) juist afwijken van het gemiddelde van die groepen. Wanneer je (foutieve) uitspraken doet over individuen op basis van groepsgemiddelden dan noemen we dat een ecologische fout.

Vraag 7

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  1. Er wordt in de bron gebruik gemaakt van gegevens van het CBS, het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het CBS baseert zich op gemeentelijke gegevens waar mensen ingeschreven staan. Het is heel moeilijk (en bovendien vaak onnodig) om als burger te frauderen met dit soort gegevens en daarom zullen deze gegevens als zeer betrouwbaar doorgaan.
  2. In 2017 blijven jongeren langer/tot op latere leeftijd bij hun ouders wonen dan in 2012.
  3. Het gaat hier om een verband op macroniveau.
  4. Een mogelijke verklaring is bijvoorbeeld de invoering van de studielening en het afschaffen van de basisbeurs. Dat maakt het financieel minder aantrekkelijk en minder makkelijk om als jongere op kamers te gaan als je gaat studeren. Een andere verklaring is dat het moeilijker is om als jongere een baan te vinden, wat maakt dat jongeren minder snel financieel onafhankelijk zijn dan vijf jaar eerder en daarom minder snel uit huis zullen gaan.
    Nog een verklaring zou kunnen zijn dat het aanbod betaalbare woningen voor starters kleiner is geworden en het dus moeilijker is geworden in die jaren om als starter een woning te vinden. In grafiek 2 worden mannelijke en vrouwelijke huisverlaters in 2012 en 2017 met elkaar vergeleken op de leeftijd waarop ze het huis verlaten. Vrouwen verlaten hun ouderlijk huis op jongere leeftijd dan mannen.


Vraag 8

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenvraag 1 van 2

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oefenvraag 2 van 2

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer deze les?
  • Je weet wat variabelen zijn en kunt deze herkennen in een bron.
  • Je weet het verschil tussen onafhankelijke en afhankelijke variabelen en kunt deze toepassen
  • Je weet wat een hypothese is, hoe je dit kunt toepassen bij het doen van onderzoek en kunt een hypothese herkennen in een bron.
  • Je weet hoe je een conceptueel model moet opstellen en wat je uit een conceptueel model kunt afleiden

Ik weet...

Slide 53 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 55 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 56 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 57 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies