1.2 Kans en variabele

Herhaling: onderzoek doen
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Herhaling: onderzoek doen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarom doen we onderzoek?
- om oorzaken van problemen te vinden.
- zodat we beleid kunnen maken om de problemen op te lossen.
- om de wereld beter te begrijpen (rationalisering....)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wetmatigheid

Bij exacte vakken (Na, Sk, Wis)
Is altijd waar (bijv. zwaartekracht)


Bij sociale wetenschap
Is het niet altijd of voor iedereen waar. 
We spreken van kans

Bijv. er is een grote(re) kans dat jongeren die veel spijbelen later crimineel gedrag gaan vertonen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kans: de waarschijnlijkheid dat een gebeurtenis zal optreden
De kans op het krijgen van Corona is groter bij mensen met overgewicht.

Hoger opgeleiden hebben een grotere kans op het vinden van een baan.
Er is een kleinere kans dat vrouwen een topfunctie hebben in het bedrijfsleven.



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Variabele
De kans dat iets gebeurt, hangt ergens vanaf.
Waar vanaf? --> Dat heet een 
variabele:
een kenmerk van een actor of samenleving dat kan variëren.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conceptueel model
Een schema met hokjes en pijltjes waarin de invloed van variabelen op elkaar wordt weergegeven

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

CONCEPTUEEL MODEL
Belangrijk bij een conceptueel model:
  • De pijl gaat altijd van links naar rechts
  • De variabelen bevatten geen waarderingen
  • Als er meerdere variabelen aan de linkerkant staan, dan hebben die allemaal een aparte pijl naar rechts toe

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hypothese
Een hypothese bevat tenminste:
  • De variabelen die je onderzoekt
  • De groep die je bestudeert
  • De verwachte uitkomst (hoeft niet waar te zijn)

Achteraf kan je een hypothesen aannemen (verifiëren) of verwerpen (falsificeren).

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Stel een hypothese op bij het conceptueel model

Slide 9 - Open vraag

Bijvoorbeeld: Hoe meer kilometer en leerling moet afleggen van huis naar school, hoe minder energie een leerling heeft.
Maar ook goed is: hoe meer kilometers... hoe meer energie...
Het gaat er niet om of de hypothese waar is maar of deze toetsbaar is. En als je je fysiek inzet kan dat trouwens ook een positief effect hebben op een positieve inzet tijdens het leren. 
  • Schrijf 2 dingen op die je nu wel weet
  • Schrijf 2 dingen op waar je nog vragen over hebt 

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies