In deze les zitten 19 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Instructie voor klaar zitten start les:
Etui
Agenda
Schrift/blaadje (aantek)
Chromebook ingelogd (lessonup) op tafel
KAUWGOM UIT
timer
2:00
Slide 1 - Tekstslide
Periode 2: plant & dier
Slide 2 - Tekstslide
Regels
3 A's
Aandacht voor elkaar
Actief meedoen
Als ik praat……
Slide 3 - Tekstslide
Lesplanning
Planning
Theoriekaart 7
Praktijkkaart 3
Les afsluiten
Slide 4 - Tekstslide
planning aankomende lessen
Vrijdag
Herhaling theorie
Bijenhotel afmaken!
Vandaag
Theoriekaart 7
Praktijkkaart 3
Let op!
Inleveren bijenhotel 23/01/24
Slide 5 - Tekstslide
Leerdoelen
Je benoemt het proces van de evolutietheorie en wat Charles Darwin daarmee te maken heeft.
Je beschrijft waarom natuurlijke selectie een belangrijke factor is in de evolutie en hoe een nieuwe soort ontstaat.
Je benoemt het verschil tussen omnivoren, herbivoren en carnivoren en geeft daarbij aan welke soort kiezen deze groepen dieren hebben.
Je benoemt hoe de vorm van het lichaam is aangepast aan de functie.
Je verklaart waarom poten van een dier zijn aangepast aan de omgeving waarin een dier leeft en gebruikt hierbij de begrippen; topganger, teenganger en zoolganger.
Je verklaart het verschil tussen warm- en koudbloedige dieren en hun aanpassingen die hiermee gepaard gaan.
Slide 6 - Tekstslide
Aanpassen aan de omgeving
Biotoop= meest geschikte omgeving met de beste omstandigheden voor een dier
Die omgevingsfactoren zijn abiotisch OF biotische factoren
Slide 7 - Tekstslide
Evolutie
Evolutie is het proces waarbij soorten ontstaan uit elkaar, alle soorten hebben één gemeenschappelijke voorouder.
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Vragen
Leg in je eigen woorden uit wat survival of the fittest betekent.
Bedenk een ander voorbeeld zoals het filmpje!
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Video
Vragen
Leg in je eigen woorden uit wat survival of the fittest betekent.
Natuurlijke selectie is enorm belangrijk bij evolutie. Bij natuurlijke selectie gaat het om welk organisme het beste is aangepast aan zijn/haar omgeving. De best aangepaste organismen krijgen meer nakomelingen dan organismen met minder gunstige aanpassingen.
Bedenk een ander voorbeeld zoals het filmpje!
Slide 12 - Tekstslide
Leg in je eigen woorden uit wat het woord survival of the fittest betekent.
Slide 13 - Open vraag
Hoe kan een dier zich nog meer aanpassen?
Slide 14 - Tekstslide
sites.google.com
Slide 15 - Link
Praktijkkaart 3
Slide 16 - Tekstslide
Praktijkkaart 3
Doel: teken een fantasiedier
Hoe lang: tot
LET OP!
Verwerk de volgende punten:
- manier van voeden
- vorm poten
- koudbloedig of warmbloedig
timer
20:00
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen
Je benoemt het proces van de evolutietheorie en wat Charles Darwin daarmee te maken heeft.
Je beschrijft waarom natuurlijke selectie een belangrijke factor is in de evolutie en hoe een nieuwe soort ontstaat.
Je benoemt het verschil tussen omnivoren, herbivoren en carnivoren en geeft daarbij aan welke soort kiezen deze groepen dieren hebben.
Je benoemt hoe de vorm van het lichaam is aangepast aan de functie.
Je verklaart waarom poten van een dier zijn aangepast aan de omgeving waarin een dier leeft en gebruikt hierbij de begrippen; topganger, teenganger en zoolganger.
Je verklaart het verschil tussen warm- en koudbloedige dieren en hun aanpassingen die hiermee gepaard gaan.