Test REP1
1 / 11
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Welke twee groepen behoeften zijn er?
Slide 2 - Open vraag
Een product kost € 15,89. Je krijgt 13,4% korting. Hoeveel kost het product na de korting?
A
€ 2,12
B
€ 2,13
C
€ 13,76
D
€ 13,77
Slide 3 - Quizvraag
Waar staan alleen maar verbruiksgoederen?
A
afwasmachine, inkt
B
inkt, schaar
C
schaar, schoolboek
D
shampoo, vaatwasmiddel
Slide 4 - Quizvraag
Yola maakt bijna al haar kleding zelf. Dat noem je:
A
consumeren
B
zelfvoorziening
C
produceren
D
schaarste
Slide 5 - Quizvraag
Je krijgt € 4 zakgeld per week. Hoeveel is dat per maand?
Slide 6 - Open vraag
Je krijgt 4 zakgeld per maand. Hoeveel is dat per kwartaal?
Slide 7 - Open vraag
Je vriendin laat een filmpje zien, waarin een TikTokker een product aanprijst. Jij besluit dat product te kopen. Op welke manier wordt je in eerste instantie (primair) beïnvloed?
A
Sociaal
B
Commercieel
C
Niet
Slide 8 - Quizvraag
Ruben wil een crossfiets. Hij heeft een mooie gezien voor
€ 190. Hij wil de fiets over 3 kwartalen kopen. Hoeveel moet hij reserveren per maand?
€ 190. Hij wil de fiets over 3 kwartalen kopen. Hoeveel moet hij reserveren per maand?
A
63,33
B
21,11
C
15,83
Slide 9 - Quizvraag
Wat is een vergelijkend warenonderzoek?
Slide 10 - Open vraag
In de volgende rij staan alleen maar vaste lasten
A
Uitgaven voor vakantie, en nieuwe auto
B
uitgaven voor nieuwe auto en wegenbelasting
C
Uitgaven voor wegenbelasting en benzine
D
uitgaven voor wegenbelasting en autoverzekering
