kr infusievloeistoffen

medicijnleer infuusvloeistoffen en bloedproducten
download via appstore de app lesson up
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
klinisch redenerenMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

medicijnleer infuusvloeistoffen en bloedproducten
download via appstore de app lesson up

Slide 1 - Tekstslide

Wat kan je een patiënt toedienen via infusie?

Slide 2 - Woordweb

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Parenteraal betekent:

Slide 13 - Open vraag

In packed cells zitten de volgende producten
A
erytrocyten
B
erytrocyten en leukocyten
C
erytrocyten, leukocyten en trombocyten
D
erytrocyten, plasma en stollingsfactoren

Slide 14 - Quizvraag

isotoon betekent:

Slide 15 - Open vraag

een voorbeeld van en hypotone oplossing is:
A
glucose 5%/ NACL 0,9 %
B
glucose 10 %
C
NaCL 0,9 %
D
Water

Slide 16 - Quizvraag

Zet de stappen van VTGM in de juiste volgorde
aanmaken toedieningsetiket
controle op het klaarmaken
voorbereiden en verzamelen benodigde materialen
werkwijze klaarmaken van het geneesmiddel

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is een voorwaarde bij het toedienen van kaliumchloride
A
het moet op kamer temperatuur zijn
B
het moet altijd opgelost worden
C
het moet snel worden toegediend
D
het wordt gegeven bij hyperkaliëmie

Slide 18 - Quizvraag

waar wordt meestal de centraal veneuze infuus geplaatst voor TPV?

Slide 19 - Open vraag

Een colloïd (infusie) oplossing wil zeggen dat dit het volgende bevat

Slide 20 - Open vraag

Shockklasse 2 kan je herkennen aan de volgende symptomen.
A
verminderd bewustzijn, zwakke pols
B
verminderde diurese, lage bloeddruk
C
zwakke pols, matige angst, pols boven de 100
D
pols goed voelbaar, licht angst

Slide 21 - Quizvraag

welke bloedproducten kunnen uit donorbloed gemaakt worden?

Slide 22 - Woordweb

Welke verschijnselen zie je bij een transfusie reactie?
A
tachycardie, lendenpijn, koude rilling
B
bradycardie, koorts
C
tensiestijging, tachycardie, koorts
D
tensiestijging, bradycardie, ondertemperatuur

Slide 23 - Quizvraag

Wat is jouw mening over deze les?

Slide 24 - Woordweb

Slide 25 - Tekstslide

Nierfuncties
Natrium 
Kalium
UREUM
KREATININE

Slide 26 - Tekstslide

Ureum
Ureum is een afvalproduct bij de eiwitstofwisseling in de lever.

De nieren verwerken het ureum. Deze zorgen voor de terugresorptie (opgenomen in lichaam) en uitscheiding via de nieren.

Een verhoogd of verlaagd ureum zegt wat over hoe goed de nieren functioneren.

Slide 27 - Tekstslide

Kreatinine
Kreatinine is een afbraakproduct van de spieren in ons lichaam. De stof wordt via de nieren uit ons lichaam verwijderd. De hoeveelheid kreatinine in het bloed is afhankelijk van de nierfunctie, maar ook van de hoeveelheid spieren. 
Bij mannen is het kreatinine dan ook hoger dan bij vrouwen. 

Slide 28 - Tekstslide

Hematologie
Hemoglobine
Hematocriet
Erytrocyten
Leukocyten
Trombocyten

Slide 29 - Tekstslide

Hemoglobine
Rode bloedcellen bevatten hemoglobine. 
Hemoglobine is opgebouwd uit diverse eiwit en ijzerstructuren
Hemoglobine zorgt voor de rode kleur in ons bloed.

Belangrijkste functie is transport zuurstof en kooldioxide

Een te laag HB kan duiden op een anemie (bloedarmoede)

Slide 30 - Tekstslide

Erytrocyt
  • Zijn gespecialiseerd in het vervoeren van  zuurstof en kooldioxide.
  • Bestaat voor het grootste deel uit hemoglobine (HB)

Slide 31 - Tekstslide

gecentrifugeerd bloed
Net afgenomen labbuis

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Andere belangrijke labwaarden
Leverfuncties (oa bilirubine)
Stolling (INR)
Cholesterol
Hormonen (oa schildklierfuncties)
Diabetes onderzoek
Serologie (antigenen en antistoffen)
Bloedkweken
Geneesmiddel spiegels
Tumormarkers

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide