Talent 3.8 Spelling

Stillezen
timer
10:00
1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Stillezen
timer
10:00

Slide 1 - Tekstslide

Vragen over 3.7 Grammatica of 3.8 Spelling?

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik vorige week

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp (mv) te vinden?
Wat is het mv in deze zin?
En het lv?

Ik vertelde een spannend verhaal aan mijn vriend.

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik vorige week

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp (mv) te vinden?
Wat is het mv in deze zin?
En het lv?

Vorige week heeft de juf ons grammatica uitgelegd. 

Slide 4 - Tekstslide

Terugblik vorige week

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp (mv) te vinden?
Wat is het mv in deze zin?
En het lv?

Ze gaf hem een schop tegen zijn been.

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik vorige week

Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Hij helpt zijn zusje met haar huiswerk.

Slide 6 - Tekstslide

Terugblik vorige week

Is deze zin bedrijvend of lijdend?

Hij helpt zijn zusje met haar huiswerk.
Zijn zusje wordt (door hem) met haar huiswerk geholpen.

Slide 7 - Tekstslide

Terugblik vorige week

Is deze zin bedrijvend of lijdend?

De auto wordt elke week gewassen.

Slide 8 - Tekstslide

3.8 Spelling
Voltooid deelwoord
tegenwoordig deelwoord 
Hoofdletters

Slide 9 - Tekstslide

leerdoelen
  • Ik kan het voltooid deelwoord correct schrijven.
  • Ik kan het tegenwoordig deelwoord correct schrijven.
  • Ik weet wanneer ik hoofdletters gebruik.
  • Ik kan 20 dicteewoorden correct schrijven. 

Slide 10 - Tekstslide

Voltooid deelwoord
Het voltooid deelwoord (vd) is een van de vormen van het werkwoord. Het geeft aan dat een handeling is afgerond. 
Als het voltooid deelwoord in het werkwoordelijk gezegde voorkomt, staat er altijd een vorm bij van hebben, zijn of worden.

Ik heb in de tuin gezeten.
Jij bent naar boven gegaan.
De trampoline wordt morgen geleverd.

Slide 11 - Tekstslide

Hoe schrijf je het voltooid deelwoord?
- Het voltooid deelwoord van sterke werkwoorden eindigt vaak op -en

zwemmen - gezwommen
vliegen - gevlogen
kiezen - gekozen

Slide 12 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van zwakke werkwoorden eindigt vaak op een -d of een -t

verdienen - verdiend
spelen - gespeeld
maken - gemaakt

Slide 13 - Tekstslide

-d of -t?
Twijfel je of het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t? 

Gebruik de verlengproef. 'Ik heb geld verdien...' Maak je het langer, dan hoor je de -d. Het verdiende geld. Dus: 'Ik heb geld verdiend.'

Lukt het niet met de verlengproef? Gebruik dan de regel van 
'T SeXy FoKSCHaaP.

Slide 14 - Tekstslide

'T SeXy FoKSCHaaP
- maak de stam van het werkwoord door -en van het werkwoord af te halen

- kijk naar de laatste letter van de stam

- zit deze letter in 'T SeXy FoKSCHaaP? 
Dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -t

- zit deze letter niet in 'T SeXy FoKSCHaaP? 
Dan schrijf je het voltooid deelwoord met een -d

Slide 15 - Tekstslide

'T SeXy FoKSCHaaP
- Werkwoord fietsen. Stam is fiets. De laatste letter van de stam zit in 'T SeXy FoKSCHaaP. Dus: gefietst

- Werkwoord schoppen. Stam is schop. De laatste letter van de stam zit in 'T SeXy FoKSCHaaP. Dus: geschopt


Slide 16 - Tekstslide

'T SeXy FoKSCHaaP
- Werkwoord feliciteren. Stam is feliciter. De laatste letter van de stam zit niet in 'T SeXy FoKSCHaaP. Dus gefeliciteerd.

- Werkwoord schrobben. Stam is schrob. De laatste letter van de stam zit niet in 'T SeXy FoKSCHaaP. Dus geschrobd.

Slide 17 - Tekstslide

Aan de slag! 
In de volgende slides oefen je met het voltooid deelwoord en het bijvoeglijk naamwoord. 

Let goed op of er een vorm van 'hebben', 'zijn' of 'worden' in de zin staat, dan is het vaak een voltooid deelwoord.
Als er iets gezegd wordt over een zelfstandig naamwoord, gaat het vaak om een bijvoeglijk naamwoord. 

Slide 18 - Tekstslide

Volt. dw. en bijv. nw. 
Is het woord dat je nog moet invullen een voltooid deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord?
Voltooid deelwoord
Bijvoeglijk naamwoord
De broek is gescheurd. 
Het verlichte standbeeld staat voor het station. 
De boom is omgehakt. 
Het vergrootte sportcomplex wordt morgen geopend. 

Slide 19 - Sleepvraag


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Na de hardlooptraining heb ik me meteen ... (douchen)
A
gedoucht
B
gedouchd
C
gedouchdt

Slide 20 - Quizvraag


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Hylke heeft zijn teen onhandig tegen de tafelpoot ... (stoten).
A
gestoot
B
gestooten
C
gestoten
D
gestootten

Slide 21 - Quizvraag


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Elze heeft de klemmende deur ... (bijschaven).
A
bijgeschaaft
B
bijgeschaafd
C
bijgeschaafdt

Slide 22 - Quizvraag


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

De ... (uitbreiden) bakkerij heeft een gezellige koffiehoek.
A
uitgebreide
B
uitgebreidde

Slide 23 - Quizvraag


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

Naomi heeft lang ... (twijfelen) over haar profielkeuze.
A
getwijfelt
B
getwijfeld
C
getwijfeldt

Slide 24 - Quizvraag


Wat is de juiste werkwoordsvorm?

De ... (verven) stoelen blijven zwart. 
A
geverfte
B
geverfde
C
gevervte
D
gevervde

Slide 25 - Quizvraag

Noteer het voltooid deelwoord van het volgende werkwoord: AANVALLEN

Slide 26 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord van het volgende werkwoord: VECHTEN

Slide 27 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord in de zin: (BEVRIJDEN)
Onze stad werd op 17 april 1945 ...

Slide 28 - Open vraag

Noteer het voltooid deelwoord in de zin: (BOFFEN)
Ik heb echt enorm gebof...

Slide 29 - Open vraag

Werkwoord WORDEN.
Mijn broer ... morgen 17 jaar.
A
word
B
wordt
C
geworden
D
werd

Slide 30 - Quizvraag

Werkwoord SPREKEN
Heb jij de buurman gisteren nog ...?
A
sprak
B
spreken
C
spraken
D
gesproken

Slide 31 - Quizvraag

Werkwoord VERBETEREN
Mijn moeder heeft het werkstuk ...

Slide 32 - Open vraag

Werkwoord VERHUIZEN
Vorig jaar is mijn nichtje naar Amerika ...

Slide 33 - Open vraag

Voltooid deelwoord
Voorbeeld voltooid deelwoord - sterk werkwoord:
  • gelopen
  • geslapen
  • bedrogen
Voorbeeld voltooid deelwoord - zwak werkwoord:
  • gemaakt
  • gegooid
  • verhuisd

Slide 34 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
  • Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit hele werkwoord + D
  • Het tegenwoordig deelwoord geeft aan hoe iemand iets doet
  • Het tegenwoordig deelwoord zegt altijd iets over de persoonsvorm

Slide 35 - Tekstslide

Tegenwoordig deelwoord
Voorbeelden:

De spelers verlieten mopperend het veld.

De postbode brengt fluitend de post rond.

Slide 36 - Tekstslide

HOOFDLETTERS
  • Je begint iedere zin met een hoofdletter en citaat.
  • Namen / straatnamen schrijf je ook met een hoofdletter.
  • Merknamen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Aardrijkskundige namen schrijf je met een hoofdletter. 
  • Feestdagen schrijf je met een hoofdletter.

  • Namen van maanden, dagen van de week, windstreken en seizoenen schrijf je NIET met een hoofdletter.

Slide 37 - Tekstslide

Voorbeelden hoofdletters
  • De docent vroeg: 'Wie wil als eerste presenteren?'
  • Sammie, Vincent, de Kalverstraat, Develsingel
  • Nike, Coca-Cola, Verkade
  • Rotterdam, Europa, het IJsselmeer, een Dordrechts café
  • Kerstmis, Hemelvaart, Koningsdag, Suikerfeest

  • Zie de uitzonderingen in je boek, blz. 187

Slide 38 - Tekstslide

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'slapen'?
A
geslapen
B
slaapt
C
slapen
D
slapend

Slide 39 - Quizvraag

tegenwoordig deelwoord
A
append
B
appen

Slide 40 - Quizvraag

Wat is het tegenwoordig deelwoord van 'juichen'?
A
Gejuicht
B
Juichend
C
Juichende

Slide 41 - Quizvraag

tegenwoordig deelwoord
A
lachen
B
lachend

Slide 42 - Quizvraag

tegenwoordig deelwoord

In welke zin is het tegenwoordig deelwoord goed gespeld?
A
Huilend kwam de leerling de klas binnen.
B
Huilent kwam de leerling de klas binnen.
C
Huilende kwam de leerling de klas binnen.
D
Huilen kwam de leerling de klas binnen.

Slide 43 - Quizvraag



Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
december
B
December

Slide 44 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 45 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 46 - Quizvraag



Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
lente
B
Lente

Slide 47 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 48 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 49 - Quizvraag

Ik weet wat een tegenwoordig deelwoord is en wanneer ik hoofdletters gebruik bij woorden.
😒🙁😐🙂😃

Slide 50 - Poll

Opdrachten 3.8
Opdracht 1                               Opdracht 10              
Opdracht 3                              
Opdracht 4                              Versterk jezelf 
Opdracht 5                               Test jezelf
Opdracht 7                                
                  





Slide 51 - Tekstslide

Kijk 2 minuten naar deze woorden en leer ze uit je hoofd. Na 2 minuten schrijf je zoveel mogelijk woorden op die nog weet.
1. lawine                                           7. waxinelichtje
2. millimeter                                   8. griezelig
3. origineel                                      9. publicatie
4. sieraad                                         10. tsunami
5. discipline                                     11. articuleren
6. sperzieboon                                12. vitrine

timer
2:00

Slide 52 - Tekstslide