Ec. bekeken 2TL: H3.3 Kijk op cijfers

Hoofdstuk 3
3.3 Kijk op cijfers
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3
3.3 Kijk op cijfers

Slide 1 - Tekstslide

Omzet: € 83.000, inkoopwaarde: € 46.000, brutowinst: € ?

Slide 2 - Open vraag

Omzet: € 120.000, inkoopwaarde: € 65.000, brutowinst: €

Slide 3 - Open vraag

Brutowinst: € 113.000, bedrijfskosten: € 102.000, winst of verlies bedrag: €

Slide 4 - Open vraag

Hoe reken je met procenten?

Slide 5 - Tekstslide

Verschillende berekeningen
  • deel : geheel x 100
  • bijvoorbeeld: bakker Arie verkoopt 17 broodjes. Alle bakkers in de straat verkopen samen 73 broodjes. Hoeveel % van de broodjes verkoopt bakker Arie?
  • deel = 17
  • geheel (totaal) = 73
  • 17 : 73 x 100 = 23,3%

Slide 6 - Tekstslide

  • Bedrag : 100 x percentage

  • bijvoorbeeld: de omzet van bakker Arie is 28% van €861,00. Hoeveel omzet heeft bakker Arie?
  • Bedrag = €861,00
  • Percentage = 28%
  • 861 : 100 (=1%) x 28 = €241,08

Slide 7 - Tekstslide

  • (Nieuw-oud) : oud x 100%
  • bijvoorbeeld: De omzet van bakker Arie was vorige week €823,00. Deze week is dat €847,00. Wat is zijn procentuele omzetstijging ten opzichte van vorige week?
  • Nieuw = 847
  • Oud = 823
  • (847-823) : 823 x 100 = 2,9%

Slide 8 - Tekstslide

Waar moet je op letten?
Om bedrijven te vergelijken met hun cijfers moet je deze uitdrukken in een percentage van de omzet!
Hiervoor gebruiken we de volgende berekening:

(wat wil je weten?) : 𝑜𝑚𝑧𝑒𝑡 𝑥 100

Signaalwoorden zoals; van de of ten opzichte van geven aan dat het gegeven daarna 100% is, en komt dus achter het deelteken. In dit geval is dat de omzet

Slide 9 - Tekstslide

Wat moet je kunnen uitrekenen?

Inkoopwaarde : omzet x 100 = ... %
Brutowinst : omzet x 100 = ... %
Bedrijfskosten : omzet x 100 = ... %
nettowinst : omzet x 100 = ... %

Slide 10 - Tekstslide

Groei of daling berekenen
Wanneer je een groei of daling wilt uitrekenen gebruik je de volgende formule:

(𝑛𝑖𝑒𝑢𝑤 −𝑜𝑢𝑑)/𝑜𝑢𝑑 𝑥 100

Te herkennen aan de woorden: Meer, minder, groter, kleiner, groei, krimp stijging, daling etc...

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag!

Opgaven H3.3 

rekentrainer 3.3

Slide 12 - Tekstslide