HAVO 1 - Unit 2 - Lesson 1.1 - can/can't

UNIT 2 - MUSIC
Lesson 1: reading
can/can't


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

UNIT 2 - MUSIC
Lesson 1: reading
can/can't


Slide 1 - Tekstslide

Lesindeling
  1. Uitleg grammatica
  2. Groepsopdracht over grammatica
  3. Kleine pauze 
  4. Zelfstandig werken
  5. SO bespreken

Slide 2 - Tekstslide

Learning goals
  • Je kunt korte standaardberichtjes begrijpen.
  • Je kunt specifieke informatie in eenvoudige teksten begrijpen
  • Je kunt korte teksten over bekende onderwerpen begrijpen
  • Je weet wanneer je can/can't gebruikt in een Engelse zin.

Slide 3 - Tekstslide

can or can't?

Slide 4 - Tekstslide

can or can't?

Slide 5 - Tekstslide

What can Spiderman do?

Slide 6 - Woordweb

Can
"Spiderman can swing from building to building using his web."

Slide 7 - Tekstslide

can or can't?

Slide 8 - Tekstslide

What can't Spiderman do?

Slide 9 - Woordweb

Can't
"Spiderman can't always swing from building to building using his web."

Slide 10 - Tekstslide

Grammar: can or can't
Can betekent dat iemand in staat is iets te doen, dat iets mogelijk is of dat iemand de toestemming heeft om iets te doen.
Can't is de afkorting van cannot en betekent dat iemand niet in staat is om iets te doen, dat iets onmogelijk is of dat iemand geen toestemming heeft om iets te doen.
I can swim.
I can't play chess.
We can visit the park later.
We can't visit the park today.
You can go to the party.
You cannot go to the party.

Slide 11 - Tekstslide

Wat betekenen can en can't?
A
Can = kunnen en mogen, can't is niet kunnen en niet mogen
B
Can = kunnen, can't is niet kunnen
C
Can = mogen, can't = niet mogen
D
Can = moeten, can't = niet moeten.

Slide 12 - Quizvraag

Grammar: can / can't
You can't park here.
Wat betekent can't in deze zin?
A
kan niet
B
mag niet

Slide 13 - Quizvraag

Grammar: can / can't
I can speak three languages.
Wat betekent 'can' in deze zin?
A
kan
B
mag

Slide 14 - Quizvraag

can of can't:
Monkeys ... play the violin.
A
can
B
can't

Slide 15 - Quizvraag

can't or can:

No, I ... help you. I am very sorry.
A
can't
B
can

Slide 16 - Quizvraag

can of can't:
I'm happy you ...... help me.
A
can
B
can't

Slide 17 - Quizvraag

can of can't:
He .... come to the phone now. He's in the shower.
A
can
B
can't

Slide 18 - Quizvraag

Get to work 
timer
7:00

Slide 19 - Tekstslide

Let's take a break
timer
3:00

Slide 20 - Tekstslide

Get to work 
  • Fill in the can/can't worksheet
  • Do exercises 1, 2, 3, 4 & 7 on p. 50-55
What you don't finish during class becomes homework (which will be checked

Finished? 
  • Study vocabulary 2.1 on p. 162 (also homework)

Slide 21 - Tekstslide

Homework
  • Finish exercises 1, 2, 3, 4 & 7 on p. 50-55
  • Finish filling in the can/can't worksheet
  • Study vocabulary 2.1 on p. 162


Slide 22 - Tekstslide