De seizoenen en de maanden van het jaar

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

De seizoenen

De seizoensmaanden

De lentemaanden zijn: maart, april, mei

De zomermaanden zijn:juni, juli en augustus

De herfstmaanden zijn:september, oktober, november

De wintermaanden zijn: december, januari, februari

De lente

Een ander woord voor lente is voorjaar.

In het voorjaar komen er weer blaadjes aan de bomen. 

De zomer

De zon is in de zomer warm. Ik geeft de planten veel water. Zij hebben veel bloemen.

In de zomer ga ik naar het strand en drink ik fruitsap. Daar komen veel wespen op af.

De herfst

Een ander woord voor herfst is najaar. In de herfst vallen de bladeren van de bomen. 

En het regent veel.

De winter

In de winter geeft ik de planten weinig water.

Als het sneeuwt  maak ik een sneeuwpop. 

Wij schaatsen op het ijs. 

Door de ijzel glijdt de auto van de weg.

Een ander woord voor lente is

1. najaar
2. winter
3. voorjaar
4. herfst

Een ander woord voor herfst is

1. winter
2. najaar
3. voorjaar
4. zomer

De planten hebben veel water nodig in de

1. herfst
2. winter
3. lente
4. zomer

Wij schaatsten op het ijs in de

1. zomer
2. winter
3. lente
4. herfst

De maand oktober is een

1. lentemaand
2. zomermaand
3. herfstmaand
4. wintermaand

De auto glijdt door de ijzel in de

1. zomer
2. winter
3. december
4. voorjaar

Er zijn veel wespen in de

1. zomer
2. lente
3. winter
4. herfst

Januari, februari, .......... , april

1. december
2. oktober
3. maart
4. september

mei, ......., juli, augustus

1. november
2. maart
3. september
4. juni

september, ............., november, december

1. januari
2. oktober
3. april
4. mei

De lentemaanden zijn:

De zomermaanden zijn

De herfstmaanden zijn

De wintermaanden zijn