2H les 2 Regelmatige ww vervoegen

lich Willkommen!
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

lich Willkommen!

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  • Start
  • Korte herhaling haben/ sein & voltooid deelwoord
  • Uitleg vervoegen regelmatige ww
  • Oefening LessonUp
  • Oefening boek 

Slide 2 - Tekstslide

Am Ende der Stunde:
Weet je wat regelmatige werkwoorden zijn en kun je ze vervoegen. 
Ook weet je de twee uitzonderingen en hoe je een voltooid deelwoord maakt. 

Slide 3 - Tekstslide

Weißt du noch?

Slide 4 - Tekstslide

ich 
du
er/sie/es 
wir
ihr
sie/Sie
sind 
bin
seid
bist
ist
sind
hat
hast
haben
habt
haben
habe

Slide 5 - Sleepvraag

ik was =

Slide 6 - Open vraag

jij had =

Slide 7 - Open vraag

hij was =

Slide 8 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Wo habt ihr letztes Jahr____(wohnen)

Slide 9 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Früher habe ich viel____(tanzen = dansen)

Slide 10 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Mannschaft hat gestern viel______(trainieren)

Slide 11 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Ich habe nichts davon____(merken)

Slide 12 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Wer hat das Essen eigentlich_____?(bezahlen)

Slide 13 - Open vraag

Voltooid deelwoord?
Die Schüler haben bei Albert Heijn zu wenig______(verdienen)

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Wat is de stam van een werkwoord (in het Duits)?
A
de ik vorm
B
de hij vorm
C
het hele werkwoord -n
D
het hele werkwoord -en

Slide 16 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden
Vervoegen van het werkwoord door eerst de stam op te schrijven. De stam is het hele werkwoord - en of - n.
Voorbeeld: 
wohnen = wohn
kaufen = kauf
reisen = reis 

Slide 17 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: wohnen, stam:wohn
ich wohn e
du wohn st
er/sie es wohn t
wir wohn en
ihr wohn t
sie wohn en
Sie wohn en


Slide 18 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: uitgangen
werkwoord: kaufen, stam: kauf
ich kauf e
du kauf st
er/sie es kauf t
wir kauf en
ihr kauf t
sie kauf en
Sie kauf en


Slide 19 - Tekstslide

du (kaufen).
A
kaufet
B
kaufe
C
kaufen
D
kaufst

Slide 20 - Quizvraag

ihr (machen)
A
machen
B
machst
C
macht
D
machet

Slide 21 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Du (besuchen) die Oma.
A
besucht
B
besuchst
C
besuchen
D
besuche

Slide 22 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Meine Eltern (kommen) Morgen.
A
kommen
B
kommt
C
bekommst
D
komme

Slide 23 - Quizvraag

Uitzondering 1 

Slide 24 - Tekstslide

Regelmatige werkwoorden: uitgangen met 
- d  of -t
werkwoord: antworten, stam:antwort-
ich antworte
du antwortest
er/sie es antwortet
wir antworten
ihr antwortet
sie antworten
Sie antworten


Slide 25 - Tekstslide

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Er(retten) das Kind
A
rette
B
rettet
C
rette
D
retten

Slide 26 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Das Flugzeug(landen) zu spät
A
land
B
landt
C
landen
D
landet

Slide 27 - Quizvraag

Uitzondering 2

Slide 28 - Tekstslide

 Uitgangen op een s-klank (s, ß, x, z) geen st bij du, maar t
werkwoord: heißen, stam:heiß
ich heiß e
du heiß t
er/sie es heiß t
wir heiß en
ihr heiß t
sie heiß en
Sie heiß en


Slide 29 - Tekstslide

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
(reisen) ....... du allein?
A
reisen
B
reißt
C
reisst
D
reist

Slide 30 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (spielen) gern Tennis.
A
spielt
B
spiele
C
spielen
D
spielst

Slide 31 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden tussen de haakjes:
Ich (trinken) ein Wasser, das mir schmeckt
A
trinkst
B
trinkt
C
trinke
D
trinken

Slide 32 - Quizvraag

Regelmatige werkwoorden: voltooid deelwoord
ge + stam + t                                   wohnen 

                                                       stam = wohn

                                                   wohnen - gewohnt

Uitzondering: - ieren
trainiert

Slide 33 - Tekstslide

Maak het voltooid deelwoord van spielen
A
spielte
B
gespielt
C
gespield
D
spielten

Slide 34 - Quizvraag

Hausaufgaben
Maken 
E Grammatik opdracht 16
D Lesen opdracht 13 

Leren 
Bereiken t/m belangrijk (N-D)
-Die Raststätte t/m der Kunde (D-N)


Slide 35 - Tekstslide