Paragraaf 1 - Verschillen in de wereld

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

scharreleconomie

H4.1

Verschillen in de wereld

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je:

- Rijke en arme landen vergelijken op basis van de kenmerken:
werk, gezondheid en onderwijs

Begrippen

scharreleconomie

gezondheidszorg

welvaartsziekten

QUIZ

Hoe gaat het echt met de wereld?

Welk werelddeel kent de meeste armoede?

Vergelijken

Spanje vs. Peru 

Voorbeeld

Werk: in een arm land

• 1 op de 4 mensen in Peru is arm.
• Zonder werk krijg je geen uitkering in Peru.
• Veel mensen werken in de scharreleconomie: zelfbedachte baantjes of baantjes op straat.

Werk: in een rijk land

• In rijke landen is meer werk.
• Maar het leven is er ook duurder.
• Als je werkloos bent, krijg je in veel rijke landen een uitkering.

Gezondheid: in een arm land

• In arme landen is weinig voedsel: mensen eten vaak hetzelfde.
• Drinkwater is er soms niet genoeg, toiletten vaak onhygiënisch.
• Gezondheidzorg: Veel mensen hebben geen zorgverzekering > te duur. 

Gezondheid: in een rijk land

• In rijke landen is lekker en ongezond eten heel gemakkelijk te krijgen.
• In rijke landen komen daardoor welvaartsziektes voor, bv. obesitas.
• Een verzekering en goede gezondheidszorg is voor de meeste mensen bereikbaar.

Onderwijs in Peru

• In Peru gaan bijna alle kinderen naar de basisschool.
• Klassen zijn heel groot en boeken zijn er soms niet.
• Als er al computers zijn, doen deze het vaak niet door stroomuitval.
• Meisjes stoppen vaak na hun 12e met school.

Huiswerk

BK 4.1

leerboek 68-69

Maken werkboek 

Opdracht 1, 2, 3 en 5

Bladzijde 86, 87

Huiswerk

KT 4.1

Leerboek 74-75

Maken werkboek 

Opdracht 1,2 

Bladzijde 86, 87

Huiswerk

KT  4.1 

Leerboek blz. 60-61

Werkboek blz. 92-93

Opdrachten: 1- 6, 5a

Huiswerk

BK  4.1 

Leerboek blz. 68-69

Werkboek blz. 92-93

Opdrachten: 1- 6, 5a

Foto opdracht

Jullie werken samen met 2-3 leerlingen.
Bekijk de gekregen foto. Bedenk 4-6 kenmerken over de foto.

schrijf  ze achteraan in je werkboek op de lege pagina.

Denk aan : Wie? Wat? Waar ? Wanneer? Hoe?