Hoofdstuk 2: Ons beeld van criminaliteit. (2 paragraven)
Hoofdstuk 3: Oorzaken van criminaliteit. (2 paragraven)
Hoofdstuk 4: Nederland is een rechtsstaat. (3 paragraven)
Hoofdstuk 5: Het strafrecht. (2 paragraven)
Hoofdstuk 6: Van politie naar officier. (2 paragraven)
Hoofdstuk 7: Voor de rechter. (2 paragraven)
Hoofdstuk 8: Straf. (3 paragraven)
Hoofdstuk 9: Criminaliteitsbeleid. (3 paragraven)
Wat moet je leren?
Slide 2 - Tekstslide
HOOFDSTUK 3
Waar we vorige week gebleven zijn...
Slide 3 - Tekstslide
Crimineel gedrag wordt aangeleerd door mensen uit je omgeving. Je neemt de waarden en normen over van de mensen om je heen, dus als in je familie of je vriendengroep veel criminaliteit voorkomt, dan is het logisch dat jij hetzelfde gedrag gaat vertonen.
Aangeleerd gedragstheorie
Slide 4 - Tekstslide
Anomie betekent dat je bepaalde levensdoelen niet kunt halen. Je wil bijvoorbeeld een dure auto, maar je kunt geen goedbetaalde baan vinden. Mensen doen dus criminele dingen als ze gefrustreerd zijn omdat ze weinig kansen hebben in het leven, bijvoorbeeld door armoede, discriminatie, of gebrek aan opleiding.
Anomietheorie
Slide 5 - Tekstslide
Als mensen zich erg verbonden voelen met de mensen om hen heen, plegen ze minder snel strafbare feiten. Als je een goede binding hebt met je gezin, met school en met je vrienden, dan wil je deze mensen niet teleurstellen, dus vertoon je geen crimineel gedrag.
Bindingstheorie
Slide 6 - Tekstslide
Als mensen een misdrijf willen plegen, overwegen ze eerst de voor- en nadelen van het misdrijf. Hoeveel geld levert het misdrijf ze op? En wat is de kans dat ze gepakt worden? Het plegen van het misdrijf is dus een bewuste, rationele keuze.
Rationele-keuze-theorie
Slide 7 - Tekstslide
Als mensen een misdrijf gepleegd hebben of zich anders gedragen dan andere mensen, dan gaat de omgeving hen ook behandelen als crimineel. Ze drukken als het ware het etiket “crimineel” op de persoon. Die persoon voelt zich dan anders behandeld, en uit boosheid gaat hij zich ook crimineel gedragen. Deze theorie geldt vooral voor recidivisten.
Etikettentheorie
Slide 8 - Tekstslide
Als jongeren in een vriendengroep strafbare feiten plegen, dan hebben ze vaak minder het gevoel dat het hun schuld is. Ze voelen niet de verantwoordelijkheid voor hun eigen gedrag en voor de schade die ze aanrichten. Jongeren plegen daardoor makkelijker misdrijven in groepen.
Neutraliseringstheorie
Slide 9 - Tekstslide
HOOFDSTUK 4
Slide 10 - Tekstslide
Nederland is een rechtsstaat, een land waar de rechten en plichten van de burgers en de overheid in de wet zijn vastgelegd. Hier heeft de overheid twee belangrijke taken:
Zij zorgen voor rust en orde in de samenleving, overtreed je de wet? Moet de overheid optreden! Dit noemen we rechtshandhaving: handhaven van de rechtsorde.
Zij zorgen dat de rechten van burgers worden beschermd, dit noemen we rechtsbescherming: burgers worden door de grondwet beschermd tegen een te grote overheidsmacht en tegen willekeur door de overheid.
De Rechtsstaat
Slide 11 - Tekstslide
Een rechtsstaat heeft vier kenmerken:
De grondwet / grondrechten: de belangrijkste rechten die in onze samenleving gelden + de macht van de overheid wordt beperkt.
Scheiding der machten: niet alle macht voor één groep.
Rechtsgelijkheid: iedereen gelijk voor de wet.
Het legaliteitsbeginsel: alles moet gebaseerd zijn op een wet.
De kern van de rechtsstaat: burgers worden beschermd teen een te grote macht van de overheid.
De spanning tussen rechtshandhaving en rechtsbescherming
Slide 15 - Tekstslide
Rechtsgelijkheid: iedere burger wordt hetzelfde behandeld of bestraft als anderen.
Rechtszekerheid: de zekerheid dat je wordt behandeld volgens de wet.
Wanneer afkomst of maatschappelijke positie toch een rol gaat spelen in het strafproces (politie en justitie), spreken we van klassenjustitie.
Rechtszekerheid en rechtsgelijkheid
Slide 16 - Tekstslide
Uit onderzoek blijkt dat de maatschappelijke positie en afkomst van een verdachte nog steeds een rol kunnen spelen in het strafproces, ook wel klassenjustitie genoemd.
Voor deze ongelijke behandeling zijn verschillende oorzaken te noemen;
Politie, OvJ's en rechters kunnen vooroordelen hebben (etnisch profileren).
Er is een grotere pakkans (winkeldieven pak je sneller dan fraudeurs).
Mensen met een migratie-achtergrond worden naar verhouding zwaarder gestraft.
Een gebrek aan kennis over de achtergrond van de jongeren speelt een rol.
Verschillen in inkomen, opleiding, scholing en cultuur (verdediging).
Ongelijke behandeling
Slide 17 - Tekstslide
HOOFDSTUK 5
Slide 18 - Tekstslide
Het Strafrecht omvat alle regels en wetten over het straffen van mensen die de wet hebben overtreden. De belangrijkste uitgangspunten zijn:
Het legaliteitsbeginsel
Hoe zwaar is het delict?
Hoe oud is de verdachte?
Wat was de situatie? Overmacht? Noodweer?
Wat is de persoonlijke achtergrond?
Wat zijn de persoonlijke kenmerken? (ontoerekeningsvatbaar)
Het strafrecht
Slide 19 - Tekstslide
Hoe zit het bij kinderen en jongeren?
0 tot 12: Niet vervolgd of bestraft, wel hulp (jeugdzorg / psychiaters)
12 tot 18: Jeugdstrafrecht, onder de 16 max. 1 jaar gevangenisstraf, daarboven max. 2.
16 tot 23: Adolescentenstrafrecht: 16 jarige zwaarder straffen, of jongeren minder zwaar.
23+: volwassenen strafrecht.
Jeugdstrafrecht
Slide 20 - Tekstslide
De belangrijkste regels uit het jeugdstrafrecht zijn;
De rechten van een verdachte zijn in de wet vastgelegd. Dit zijn;
Je bent pas verdachte als er een redelijk vermoeden is dat je schuldig bent aan het strafbaar feit, en je bent onschuldig tot het bewezen is.
Je hebt het recht te weten waarvan je wordt verdacht.
Je hebt recht op een aandacht en rechtsbijstand (rechtsbijstand en tolk).
Je hebt het recht om te zwijgen: je hoeft de vragen niet te beantwoorden.
Je mag een beperkte tijd vastgehouden worden.
Je hebt recht op een eerlijk proces, je mag in hoger beroep gaan.
Bij te weinig bewijs kan je vrijgesproken worden, en delicten kunnen verjaren (behalve bij ernstige delicten).
Rechten van een verdachte
Maar ook plichten!
De verdachte moet bijvoorbeeld zijn identiteitsbewijs laten zien, en hij moet meewerken aan het nemen van foto’s en vingerafdrukken. En als de officier een DNA-onderzoek wil doen, dan moet de verdachte dit toestaan.
Slide 22 - Tekstslide
Hoe lang kun je worden vastgehouden?
Tijd tussen 00.00 en 09.00 wordt niet meegerekend!