In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 100 min
Onderdelen in deze les
Lesinstap
Economische Vorming 4
Slide 1 - Tekstslide
ECONOMIE
Slide 2 - Woordweb
0
Slide 3 - Video
Hoeveel kost 1 liter melk denk je?
Slide 4 - Woordweb
€1,19
Colruyt
€0,89
Delhaize
€0,89
Delhaize
€1,31
Colruyt
€1,25
Albert Heijn
Slide 5 - Tekstslide
Hoeveel denk je dat een netflix abonnement kost?
Slide 6 - Open vraag
1 scherm - € 9,99/maand
2 schermen - € 14,99/maand
4 schermen - € 19,99/maand
Slide 7 - Tekstslide
Spaar je momenteel voor een speciaal doel?
Slide 8 - Woordweb
Wat zou je kopen als je de lotto zou winnen?
Slide 9 - Woordweb
Geld is belangrijk omdat ...
Slide 10 - Open vraag
Heb je een idee hoeveel de vraagprijs is van dit huis in Sint-Niklaas?
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Wat is de vraagprijs van het huis op de vorige slide?
Slide 13 - Woordweb
Slide 14 - Tekstslide
Wat zijn de gevaren en/of nadelen van kopen op afbetaling?
Slide 15 - Open vraag
Een dienst is ....
A
een niet-tastbare zaak. Je kan dit niet aanraken.
B
een tastbare zaak. je kan dit aanraken.
C
Ik weet het niet.
D
Dat is geen woord.
Slide 16 - Quizvraag
Een goed is een .....
A
Niet-tastbare zaak.
B
een tastbare zaak dat je kan aanraken.
C
Ik weet het niet.
D
Een goed is geen woord.
Slide 17 - Quizvraag
Wanneer je niet onmiddellijk kunt kopen wat je wil, ervaar je .....
A
verdriet
B
schaarste
C
ongelukkig zijn
D
wat pech hebben is
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekent zwartwerken?
Slide 19 - Open vraag
Stel dat je leerkracht je 20 euro geeft. Welke drie dingen zou je daar dan mee overwegen te doen?
Slide 20 - Open vraag
Waarom kon je niet alle dingen die je graag had gedaan gaan doen met het geld van de leerkracht?
Slide 21 - Open vraag
Wat is het gevolg daarvan?
Slide 22 - Open vraag
nl.wikipedia.org
Slide 23 - Link
De mens voelt in z’n leven heel wat tekorten aan. Hij heeft dorst en honger, hij voelt zich alleen, hij wil iets kunnen... Hij heeft dan ook constant de drang om deze tekorten weg te werken. De mens heeft ______________________ aan drinken en eten, aan gezelschap of aan een opleiding. Het ______________________ van deze ______________________ stopt nooit. Zodra de behoefte aan eten is ingevuld, ontstaat de behoefte aan drinken. Hierna voelt de mens een tekort aan slaap en krijgt hij de behoefte even op de zetel te gaan liggen. Onze behoeften zijn met andere woorden ______________________ groot. Maar om eten, drinken, een auto of een reis te kopen heb je geld nodig. Een dag telt daarenboven maar 24 uren: om alle dingen te doen die je graag doet heb je vaak te weinig tijd. Je ______________________ zijn met andere woorden ______________________.
Kortom, de mens wordt gedwongen om ______________________ te maken.