Engels_SO 04_oefening

• Engels
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Chapter 03

Vocabulary

Wat betekent:
Rijst

1. Meat
2. Rice
3. Afraid
4. Spoon

Wat betekent:
Blik

1. Glass
2. Salad
3. Can
4. Juice

Wat betekent:
Doos

1. Box
2. Cane
3. Plate
4. Vegetables

Wat betekent:
Soep

1. Knife
2. Rice
3. Straw
4. Soup

Wat betekent:
Liter

1. Chips
2. Milk
3. Litre
4. Napkin

Wat betekent:
Tasty

1. Vies
2. Smakelijk, lekker
3. Vlees
4. Sap

Wat betekent:
Sweet

1. zoet
2. zout
3. zuur
4. bitter

Wat betekent:
Dessert

1. Woestijn
2. Jungle
3. Rijst
4. Toetje

Wat betekent:
Fork

1. Lepel
2. Mes
3. Vork
4. hongerig

Wat betekent:
Chips

1. Friet, patat
2. chips
3. worst
4. servet

Wat betekent:
Here you are.

1. Daar ben je!
2. Alstublieft, alsjeblieft
3. hoe gaat het?
4. Wie ben jij?

Wat betekent:
It tastes rather sour.

1. Het smaakt erg zoet.
2. Het smaakt erg bitter.
3. Het smaakt erg zuur.
4. Het smaakt erg zout.

Wat betekent:
What does rice taste like

1. Hoe smaakt rijst?
2. Hoe smaakt bami?
3. Hoe bereid je rijst?
4. Hoe bereid je bami?

Wat betekent:
Ik hou van vlees omdat ik de smaak lekker vind.

1. I love meat because I like the sweet flavours.
2. I love meat because I like the sour flavours.
3. I dislike meat because of the tast.
4. I love meat because I like the salty flavours.

Wat betekent:
Hoeveel is het in totaal?

1. How much is it altogether?
2. How many is it?
3. It's to expensive.
4. Would you like another?

Wat betekent:
Alsjeblieft, alstublieft.

1. Thankyou.
2. Here you go.
3. Thanks to.
4. Kind regards.

Wat betekent:
Wilt u nog wat anders?

1. Would you like anything else?
2. What would you like?
3. I would like one more.
4. Can I have another?

Wat betekent:
Waarnaar smaakt rijst?

1. It tastes like rice.
2. It tastes like bami.
3. What does rice taste like?
4. What does bami taste like?

Einde van de oefening.

Maken:

Opdrachten hoofdstuk 3, vocabulary.

Opdrachten af?

Leren voor de toets.