Herhaling H4 Krachten

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn de 3 effecten van krachten?

Slide 5 - Open vraag

Welke kracht is er hier?
A
Veerkracht
B
Magnetische kracht
C
Waterkracht
D
Plakkracht

Slide 6 - Quizvraag

Welke kracht(en)
is/zijn er hier?
A
Spankracht
B
Spierkracht
C
Veerkracht
D
Trekkracht

Slide 7 - Quizvraag

Slide 8 - Tekstslide

A

B
C
Lengte
Richting
Aangrijpingspunt

Slide 9 - Sleepvraag

Wat is de eenheid van kracht?
Voluit en symbool

Slide 10 - Open vraag

Wat betekent dit?
1 cm = 50 N
A
1 cm in het echt is 50 N
B
1 cm in plaatje is 50 N

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Ilyas laat zijn telefoon vallen. Zijn telefoon is 0,2 kg. Bereken de zwaartekracht

Slide 13 - Open vraag

Bekijk de krachtmeters goed.
Hoe groot zijn de krachten die de pijlen aangeven?
Geef 3 antwoorden

Slide 14 - Open vraag

Slide 15 - Tekstslide

Wanneer is er evenwicht?
3 voorwaarden

Slide 16 - Open vraag

Berkay tilt zijn tas op. De tas is 25 kg. Wat is zijn nettokracht?
A
0 N
B
250 N
C
25 N

Slide 17 - Quizvraag

Ayoub en Yahyaoui duwen beide een kast weg. Ayoub met een kracht van 30 N en Yahyaoui met een kracht van 28 N. Wat is de nettokracht?
A
2 N
B
58 N
C
30 N
D
28 N

Slide 18 - Quizvraag

Youssef S en Adulazziz doen armpje drukken. Youssef S met een kracht van 40 N en Abdulazziz met een kracht van 35 N. Wat is nettokracht en wie wint.
A
5 N en Youssef S
B
5 N en Abdulazziz
C
75 N en Youssef S
D
75 N en Abdulazziz

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Sleep de onderdelen van de hefboom naar de beste plek.
Draaipunt
Lastarm
Werkarm
Werkkracht
Lastkracht

Slide 21 - Sleepvraag


A
Enkele hefboom
B
Dubbele hefboom

Slide 22 - Quizvraag


A
Enkele hefboom
B
Dubbele hefboom

Slide 23 - Quizvraag

Slide 24 - Tekstslide

Hoe groter de oppervlakte, hoe groter de druk.
Waar
Niet waar

Slide 25 - Poll